De belangrijke rol van het Antwerps verzet
28 november 1944. Het schip Fort Cataraqui meert aan bij de Antwerpse Jordaenskaai. Het is het eerste schip dat na de bevrijding van de stad in september 1944 de haven binnenvaart.
Sinds de landing in Normandië in juni 1944 moeten de geallieerde legers zo’n twee miljoen soldaten over land bevoorraden. Lange tijd verloopt dat moeizaam door het gebrek aan een wereldhaven zoals die van Antwerpen. Die laatste moet dan ook soelaas brengen met haar enorme laad-en-los capaciteit. Pas vanaf eind november lukt dat eindelijk. De reden is onder andere dat er nog hevige gevechten met de Duitse troepen woedden om de vrijmaking van de Scheldemonding.
Tussen 28 november 1944 en 1 januari 1945 zullen er maar liefst 271 schepen aankomen in Antwerpen. Per dag brengen havenarbeiders gemiddeld 22.000 ton materiaal aan land voor de Amerikaanse en Britse legers. Zowel de geallieerden als de Duitse bezetter beseffen het enorme strategische belang van de haven. Hoe die laatste quasi onbeschadigd de bezetting en bevrijding van de stad overleeft is een ingewikkeld verhaal. Maar één ding is zeker: het Antwerpse verzet speelt een belangrijke rol.
Al vroeg beseffen de geallieerden dat de hulp van het verzet noodzakelijk is om de haven zo intact mogelijk in handen te krijgen. In de herfst van 1943 geeft de Special Operations Executive (SOE), een Britse geheime dienst die overal in bezet Europa sabotage- en verzetsacties onderneemt en steunt, aan het Antwerpse verzet de opdracht om de vernieling van de haven door de bezetter te verhinderen.
Dat het verzet daar ook in zekere zin in slaagt, is omdat de diverse verzetsbewegingen over leden beschikken die werkzaam zijn in de haven.
Zij verzamelen inlichtingen over de stad, de haven, de schepen en bezorgen dit aan de geallieerde spionagediensten. De bezetter klaagt steen en been. Het havenpersoneel voert zijn werkt niet correct uit, grondstoffen verdwijnen en sabotage aan de schepen vertraagt het werk.
Toch leeft er onder de geallieerde inlichtingendiensten ook twijfel. Een moeilijkheid vinden de geallieerden dat het Antwerpse verzet verdeeld is. Samenwerking tussen groepen als het Geheim Leger, het Onafhankelijkheidsfront en de Nationale Koninklijke Beweging is niet evident. In september 1944 komt er dan toch een vergelijk uit de bus. Urbain Reniers, codenaam Réamur, van het Geheim Leger neemt de coördinatie op zich. Edouard Pilaet, codenaam François, van het Onafhankelijkheidsfront krijgt de verantwoordelijkheid voor de bevrijding van de stad. En Eugène Colson, ‘Kolonel Harry’, aanvoerder van de Nationaal Koninklijke Beweging, neemt de bevrijding van de haven voor zijn rekening.
Zie hier voor een uitgebreide bespreking van de verschillende Antwerpse verzetsgroepen.
Intussen zit ook de Duitse bezetter niet stil. Die wil de geallieerden het gebruik van de haven ontzeggen. Dat doet hij door bewust vernielingen aan te brengen. Zo boren ze gaten in de kademuren die ze met explosieven vullen, en plaatsen ze een schip met springstoffen ter hoogte van Liefkenshoek. Het verzet onderneemt tegenmaatregelen. Ze achterhalen de herkomst van de explosieven en maken ze onschadelijk.
Wanneer de BBC op 3 september 1944 via de radio het codewoord geeft: “Voor François is het heldere maan”, dan weet het verzet dat de geallieerde troepen in aantocht zijn. Voor hen is dit het teken om in actie te komen. De opdrachten in de haven zijn duidelijk: Duitse communicatielijnen verbreken, verhinderen dat blokkadeschepen tot zinken worden gebracht en elektriciteitscentrales beschermen. De snelheid waarmee Britse troepen de Scheldestad bereiken verrast iedereen. Al tegen de avond is de oude haven grotendeels in handen van de Britten en het verzet. Dankzij de goede voorbereiding en verzamelde informatie komen onder andere de Bonapartesluis, het Kempisch Dok en het Asiadok ongeschonden in geallieerde handen.
In de dagen na vier september bevrijden geallieerden en verzet de stad en haar haven. De bevolking feest. Toch duurt het nog drie maanden alvorens de geallieerden van die belangrijke strategische overwinning gebruik kunnen maken. Tot dan gebeurt de bevoorrading nog steeds over honderden kilometers slechte wegen tussen Normandië en het front. Dit is een gevolg van een te optimistische geallieerde militaire strategie en hevige Duitse tegenwerking.
Na de bevrijding van Antwerpen heerst er in het westerse geallieerde kamp euforie. De Britse veldmaarschalk Montgomery heeft het ambitieuze plan om zo snel als mogelijk naar de rechteroever van de Rijn door te breken en op die manier een beslissende overwinning op het westelijke front te forceren.
Dat plan mislukt. Samen met het falen van Operatie Market Garden vervliegt ook de hoop op een eindoverwinning in Europa tegen einde 1944. Meer dan ooit zijn de bevoorrading van de aanwezige troepen en de capaciteit van de haven van Antwerpen prioritair voor de geallieerden.
De leiding van de Wehrmacht beseft de blunder die ze hebben gemaakt door de Antwerpse haven quasi ongeschonden in geallieerde handen te laten vallen. Toch ziet de Duitse legerleiding nog een kans. Nazi Duitsland weet namelijk ook dat de haven nutteloos is, zolang zij het Scheldebekken controleren. Daarom roept Adolf Hitler de regio uit tot ‘Festung Schelde-Süd’. Die moeten Duitse troepen tegen elke prijs verdedigen. Een maand lang, tot 8 november 1944, vechten Canadese, Britse en Poolse troepen om de Scheldemonding te bevrijden. Het eindresultaat is een vrije doorgang naar Antwerpen.
De militaire overwinning is slechts een begin. De Schelde moet ook bevaarbaar worden gemaakt. Op 4 november 1944, terwijl er nog steeds hevig wordt gevochten in Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen, beginnen Belgische, Britse en Nederlandse mijnenvegers aan hun taak. Op 26 november verklaren ze de rivier mijnvrij. Ze ruimen in totaal 237 mijnen op.
De aankomst van het eerste schip in de Antwerpse haven eind november is een felbevochten maar belangrijke overwinning. Toch verbiedt de geallieerde opperbevelhebber, de Amerikaanse generaal Dwight Eisenhower, hier veel ruchtbaarheid aan te geven. De vijand mag niet weten dat de haven opnieuw in gebruik is.
Op 13 oktober 1944 stort een V2 raket neer vlakbij het Museum voor Schone Kunsten, het begin van 175 dagen terreur. Een van de doelen van het Duitse V-wapen offensief tegen Antwerpen is net het onklaar maken van de haven. Op 28 november, dezelfde dag dat de Fort Cataraqui aanmeert, sterven 22 mensen door V2 inslagen in de Wetstraat en in de Mercatorstraat. Onder hen Lode Zielens, journalist en schrijver van onder andere ’Moeder, waarom leven wij?’. Antwerpen is bevrijd, in de haven is er terug bedrijvigheid, maar de oorlog is nog niet voorbij.