Het MAS verzamelde in 2020-2021 verhalen en persoonlijk erfgoed over de Tweede Wereldoorlog in Antwerpen als voorbereiding op een nieuwe expo. Een van de bijzondere thema’s in deze stroom van verhalen is het contact met geallieerde soldaten. Na de bevrijding van de stad en de Schelde in de herfst van 1944 blijven Britse, Canadese, Amerikaanse en Poolse eenheden nog meer dan een jaar in de stad. Met een lied, een poëziealbum en foto’s komen die contacten op drie verschillende manieren tot leven.
Na de bevrijding van Antwerpen op 4 september 1944 loopt de stad vol soldaten. Deze mannen maakten een grote indruk op de Antwerpse bevolking. In tegenstelling tot de bezettende Duitse troepen zijn deze herinneringen meestal positief. Antwerpenaren bouwden vriendschappen op en koesterden objecten over al die jaren. In een aantal overgeleverde verhalen spelen Canadese militairen een rol. Canadese troepen waren in de herfst 1944 betrokken bij de bevrijding van de noordelijke districten van Antwerpen en bij de strijd rond de Schelde.
‘Onze Pat’
Maria en Els Van Oosterwyck zijn tweelingzussen. Wanneer de geallieerde legers de stad binnentrekken, zijn ze 7 jaar oud. Ze herinneren zich nog levendig dat hun ouders een Canadese militair thuis opvingen:
“We hadden een soldaat in huis. Hij speelde piano. Dat was ‘onze Pat’, hij heette Patrick. Het was een Canadees, hij hoorde bij ons huishouden. Hij zei dat hij altijd zou schrijven, en als de brieven zouden stoppen dan zou hij dood zijn. We hoorden nooit meer iets van hem.”
In het fotoalbum dat de zussen bewaren, staat de geallieerde soldaat Patrick met het gastgezin op de foto. In de winter van 1944 namen hun ouders, broer Theo en Pat samen foto’s in de sneeuw. In het fotoalbum staat er dat Pat een Engelsman zou zijn, volgens de zussen was hij Canadees.
Maria en Els woonden met hun ouders, broer en zus in een appartementsgebouw op de Boterlaarbaan in Deurne. In het appartement waren ze niet de enigen die een geallieerde militair in huis namen: “Elke blok had een soldaat in huis. Allemaal. De camions stopten, ze stapten uit en iedereen nam een soldaat mee naar huis.” Omdat het gezin Van Oosterwyck met Pat een persoon meer telde, moesten Maria en Els hun bed delen met hun jongere zus Gaby. “Hij [de Canadese soldaat Patrick] sliep in Theo zijn bed, Theo sliep in Gaby haar bed en Gaby sliep bij ons in bed. Vader had de bedden zelf gemaakt.” Pat zou enkele maanden bij de familie blijven.
In de periode die Pat bij de familie Van Oosterwyck doorbracht, kregen de tweelingzussen regelmatig snoepjes van hem. Communiceren deden ze met handen en voeten. Enkel hun broer sprak een paar woordjes Engels. Pat was muzikaal. Hij zong en speelde piano met hun broer Theo. De tweelingzussen onthielden het deuntje van het liedje dat Pat hen aanleerde. De Engelse tekst vergaten ze.
Ondertussen zijn de zussen Van Oosterwyck 85 jaar oud. Ondanks dat Pat nooit meer iets van zich liet horen, houden de zussen mooie herinneringen over aan hun ontmoeting met de Canadees. Zijn mogelijke dood is nog steeds een emotionele gedachte. Ze zullen hem nooit vergeten.
Canadees-Belgisch huwelijk
In het fotoalbum van de familie Van Oosterwyck is nog een Canadees op te merken. Maria Behiels, een nicht van de tweelingzussen, leerde een Canadese militair kennen. De Canadese verloofde was een vriend van Pat. Het pasgetrouwde koppel bouwde een leven uit in Canada.
Vele geallieerde militairen waren lang van huis. Sommigen bouwden innige banden uit in het buitenland. In kamp Top Hat alleen al werden er 62 huwelijken afgesloten tussen Amerikaanse militairen en Antwerpenaren.
Werken voor de geallieerden
Nieuw cliënteel. Duizenden soldaten in de stad, dat zorgde voor extra klanten. Antwerpenaren profiteerden van de aanwezigheid van de geallieerde soldaten. Er ontstonden nieuwe handeltjes, legaal en soms minder legaal. Smokkel, maar ook diefstal van geallieerde goederen waren schering en inslag. De geallieerden waren niet alleen graag geziene klanten, ze creëerden jobs voor Antwerpenaren, bijvoorbeeld als vertaler of administratieve hulp voor een van de nieuwe diensten.
In 1944 was José Walgraeve 18 jaar oud. Ze vond kort na de bevrijding werk op de postdienst van het Canadese leger. De werksfeer was goed en ze kreeg regelmatig extra eten mee naar huis. Door haar job voor het Canadese leger onderhield José goede banden met Canadese militairen. Rond de kerstperiode in 1944 ontving ze een Canadese soldaat thuis. Op de foto staat José samen met haar broer François en een onbekende Canadees. De familie hield nog jarenlang contact met sommige Canadezen soldaten, collega’s van de postdienst.
Op de privéfoto’s valt de gemoedelijke sfeer op tussen Antwerpenaren en soldaten. Nochtans bracht een grote groep militairen ook spanningen teweeg in de stad. Er ontstonden bijvoorbeeld conflicten in het uitgaansleven. Grote groepen militairen veroorzaakten de gekende problemen van dronkenschap, verkrachtingen, vechtpartijen, diefstal. Die overlast kwam maar weinig in het nieuws. Ook de overgebleven foto’s schetsen een idyllisch beeld van de geallieerde aanwezigheid.
Poëziealbum
Marie-Josée Govers kreeg tijdens de bezetting een opleiding tot verpleegster. Ze deed stage in het Erasmusziekenhuis waar veel patiënten Joods waren. Wanneer de geallieerde troepen in Antwerpen toekwamen, is ze een jonge vrouw van 18 jaar. Net als vele jonge Antwerpenaren hield ze een poëziealbum bij met tekstjes, gedichtjes, tekeningen van vrienden en familie. Het waren vooral medestudentes die in haar album schreven, maar ook twee geallieerde soldaten. Een lieve boodschap kreeg Marie-Josée van een zekere Betty van de Auxiliary Territorial Service, een onderdeel van het Britse legers met veel vrouwen in dienst. Op 18 december 1944 schreef een Canadese soldaat een tekstje in haar poëziealbum. Het is een ode aan Antwerpen en de hartelijke ontvangst.
Meer oorlogsverhalen zijn vanaf september 2023 te zien in de MAS-expo 'Stad in oorlog. Antwerpen, 1940-1945'.