Het gezin Robson neemt verschillende Joden in huis. 75 jaar later vertelt hun zoon Jules over de daden van zijn ouders.
Wat vooraf ging ...
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kondigt de bezetter een hele reeks anti-Joodse maatregelen af. In Antwerpen verstrakt gaandeweg de greep op het dagelijkse leven van de Joodse gemeenschap. De politiek van de nazi-bezetter mondt in de zomer van 1942 uit in verschillende grootschalige razzia’s. De Joden die aan deze massale arrestaties weten te ontsnappen, zien geen andere mogelijkheid dan te vluchten of onder te duiken.
Zij die voor de laatste optie kiezen, zijn sterk afhankelijk van de hulp en solidariteit van anderen. In 1942 is de hulp van omstaanders in Antwerpen beperkt. Het gaat dan vooral over individuele acties van buren of kennissen. Die helpen gezinnen onderduiken of bieden financiële steun. Wanneer het anti-Duitse sentiment meer verspreid geraakt vanaf het einde van 1942, neemt het aantal individuele initiatieven toe. Ook de familie Robson doet haar deel.
Frederik en Elisa Robson in 1971 (© Yad Vashem)
“Wij begrepen niets van de risico’s die onze ouders namen”
“Eerst was er Ida Wasserman, een meisje van ongeveer zestien jaar. Toen mijn ouders de vraag kregen of ze een Joods meisje wilden opvangen, zei mijn vader: ‘Waar vier mensen aan tafel kunnen, daar is ook plaats voor vijf.’ Zo is Ida bij ons terechtgekomen. Niet veel later - het zal begin november 1942 geweest zijn - ging op een avond de bel. Een jonge vrouw vroeg de toelating om even met Ida te spreken. Moeder begeleidde haar naar de woonkamer, waar de twee vriendinnen elkaar omhelsden. Sarah Silberman, zo heette de vrouw, vertelde over de mensonterende toestanden in haar ouderlijk huis. Haar ouders leefden in angst om vernederd en aangehouden te worden. Sarah vroeg of we iemand kenden die haar ouders en jongste zusje Esperance wilde helpen opvangen. Sarah en haar andere zus Ida Silberman zouden in het ouderlijke huis blijven. Omdat ze in België geboren waren, waanden ze zich relatief veilig. ‘Of we nu één mens bijhouden of vier, als we gepakt worden, is de straf toch dezelfde’, oordeelde mijn moeder. ‘En de Duitsers zullen onze kinderen niets aandoen. Zij namen immers geen beslissingen.’ Mijn ouders stemden dus ook met deze vraag in. Ze deden dat vanuit een sociale bewogenheid. Uiteindelijk hebben wij die mensen tot het einde van de oorlog opgevangen. Mijn tweelingbroer Frans en ik waren elf jaar toen. Wij begrepen niks van de risico’s die onze ouders namen.”
Onopvallend verhuizen
“Om iedereen te huisvesten, ging vader op zoek naar een geschikte woning. Hij vond die in de Lange Van Bloerstraat. We verhuisden met z’n allen daarheen. Dat moest op een veilige manier gebeuren. Onderweg mochten we niet opvallen. Daarom duwde meneer Silberman zijn baard met zijn ene hand in zijn jas. In zijn andere hand droeg hij een aktetas, met daarin enkele religieuze relikwieën. Ik vind het opmerkelijk hoe deze mensen, ondanks alles wat ze meemaakten, toch de noodzaak voelden om hun Joodse identiteit in stand te houden. Ze wilden ervoor zorgen dat ze hun geloof konden blijven beleven.”
“Toen we op ons nieuwe adres woonden, heb ik me op een bepaald moment versproken. Ik was gaan spelen bij mijn vriendje aan de overkant van de straat. Zijn vader vroeg me plots: ‘Wonen jullie daar alleen in dat grote huis?’ En ik zei nee. Gelukkig heeft die man dat nooit tegen ons gebruikt.”
Sarah en Ida Silberman
“Een tijd later wilde mevrouw Silberman weten hoe het haar dochters Sarah en Ida verging. Samen met mijn vader ging ze naar de viswinkel van de familie Bijnens in de Lange Kievitstraat. Dit was een kans om bij haar dochters te passeren, die daar vlakbij in de Simonsstraat woonden. Onderweg vroeg mijn vader aan mevrouw Silberman om gearmd te lopen, zo zouden ze minder opvallen. Plots stak mevrouw Silberman de straat over. Ze zag dat de voordeur van de woning beschadigd was door geweerkolven van Duitsers.
Ze bezochten de naburige viswinkel in de hoop dat meneer Bijnens wist wat er precies gebeurd was. Deze had gehoord dat Duitse soldaten de twee dochters Silberman op de trap hadden achtervolgd. Hij vertelde dat de meisjes uit hun huis waren meegenomen. Mevrouw Silberman heeft nooit geweten wat er met haar twee dochters is gebeurd. Onvoorstelbaar is zoiets.”
Geld achter een steen
“Meneer Silberman herinnerde zich dat hij geld had verstopt achter een steen in zijn huis. Het plan was dat mijn vader samen met de Joodse verzetsman Josef Sterngold dat geld zou ophalen. Onderweg kozen ze elk een andere route. Sterngold was ontsnapt uit een werkkamp in Frankrijk. Werd hij op straat aangehouden door Duitsers, dan zou dat fataal geweest zijn. Aan de woning van de Silbermans openden ze de sloten en de kettingen voor de deur. Sterngold en mijn vader gingen naar binnen, maar het geld was al weg.”
Mazzeltov
“Na de oorlog week mevrouw Silberman naar Israël uit. Ze schreef brieven naar mijn ouders en nodigde hen uit om het land te bezoeken. Mijn ouders hebben dat gedaan. Mevrouw Silberman had toen een rondreis voorbereid. Er is daar een plek waar mensen die Joden hebben opgevangen een boom planten. Dat hebben mijn ouders ook gedaan. Wij hebben hier later heel wat Joodse trouwfeesten bijgewoond, onder andere van Ida Wassermans drie kinderen. Dat was telkens een hele belevenis. Eerst dachten we dat iedereen Mazzeltov heette. Tot iemand ons uitlegde dat het een gelukwens is.”
Righteous Among The Nations
In 1971 krijgen Frederik en Elisa Robson de titel van Righteous Among the Nations. Dit is een eretitel die de Joodse gemeenschap toekent aan niet-Joden die hun leven riskeerden om Joden te redden tijdens de Holocaust. Het Israëlische herdenkingscentrum Yad Vashem is verantwoordelijk voor het toekennen van deze titel. Naast het echtpaar Robson zijn er nog 1410 andere Belgen die zichzelf Rechtvaardige onder de Volkeren mogen noemen.