Op 10 mei 1940 ligt Antwerpen voor het eerst onder Duits vuur. De Tweede Wereldoorlog eist de eerste dodelijke slachtoffers in de stad. Nog diezelfde dag slaat Maria Segers met haar ouders, broer en zussen op de vlucht voor de beginnende oorlog. Na elf weken eindigt de vlucht terug thuis in Antwerpen. In haar dagboek beschrijft de achttienjarige Maria nauwgezet haar relaas.
Maria illustreert haar verhalen met sprekende tekeningen. In haar latere leven zal Maria Segers naam maken als kunstschilder en graficus. Ze bewaarde het oorlogsdagboek de rest van haar leven. Recent schonk haar familie een kopie hiervan aan het Stadsarchief van Antwerpen.
Dagboek als historische bron
Voor de periode van mei 1940 zijn de bewegingen van het Belgisch leger en de keuzes van koning en regering goed gedocumenteerd. Voor het lot van de miljoenen mensen die wegvluchten voor het oprukkende Duitse leger, is lange tijd minder aandacht geweest binnen de historiografie. Dagboeken, zoals dat van Maria Segers, bevatten gedetailleerde beschrijvingen van dit gebeuren. Ze bieden zo inzicht in de ervaring van Belgen op de vlucht.
10 tot 12 mei: de vlucht naar Rossem
Met de eerste bommen op Antwerpen begint Maria haar dagboek. “Om vier uur dezen morgen gaan alle slaapkamervensters open; ’t een na ’t ander diep ontsteld gezicht piert benauwd naar de blauwe lucht. Volgens den Bruno (Maria’s broer – red.) zijn het Messerschmits, Duitsche vliegtuigen dus. Als de bommen losbarsten, stuift het vrouwelijk deel der familie naar den kelder.”
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog slaan naar schatting vier miljoen Belgen op de vlucht. Dit is de helft van de Belgische burgerbevolking in 1940. Het is de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog en de wreedheid van de Duitse soldaten destijds die velen doet vertrekken. Ook het gezin Segers beslist Antwerpen te verlaten. De bestemming is het huis van tante Celine en nonkel Louis in Rossem, een gehucht tussen Merchtem en Londerzeel. Maar ook daar zorgen Duitse vliegtuigen voor onrust. Geregeld moeten Maria en haar familie halsoverkop de kelder induiken, ook ’s nachts. “’t Is hier nog erger dan in Antwerpen!”, roept haar moeder uit. Op de tweede dag van hun verblijf passeert een Belgische soldaat die getuigt over het oorlogsgeweld in een buurdorp. “Een echte hel. De Duitschers mitrailleren alles. ’t Is niet om uit te houden,” zegt hij.
13 tot 17 mei: veiliger in Frankrijk?
Drie dagen na hun vertrek naar Rossem beslissen Maria’s ouders om verder te trekken naar Frankrijk. Daar hoopt het gezin meer veiligheid te vinden. Eerst gaat het nog even naar Antwerpen, voor wat bagage en proviand. “De stad ligt doodsch en verlaten. Bijna geen kat te zien.”
Vanuit Antwerpen rijdt het gezin naar West-Vlaanderen in de hoop daar de Franse grens over te steken. Naarmate de stad Menen nadert, wordt het steeds drukker. “Vrouwen en mannen met rugzakken, fietsen, woonwagens, moeders met huilende klein mannen, en vóór en achter ons duizenden auto’s met vluchtelingen. Torenhooge opstapelingen van matrassen tot tafels en potten toe… Men ziet er geen eind aan komen.”
In Ieper is er geen slaapplaats te vinden, zoveel vluchtelingen zijn er. De moed zinkt Maria in de schoenen: “Meteen is de interesse voor den oorlog er voor mij af. Gedaan met de vlucht die zoo interessant scheen te beginnen.”
Uiteindelijk belandt het gezin Segers voor een nacht in een appartement in Koksijde. Op 14 mei, vier dagen na het begin van hun vlucht, rijden Maria en haar familie na lang aanschuiven over de Franse grens.
17 mei tot 2 juli: onderdak in Zuid-Frankrijk
Na enkele dagen komen ze terecht in de buurt van Dax, in het zuidwesten van Frankrijk. Daar huren ze een villa. Niet alle vluchtelingen hebben de middelen om zo’n woning te huren. Uiteindelijk zullen Maria en haar gezin er bijna zeven weken verblijven. Al snel krijgen ze gezelschap van oude bekenden, een doktersgezin dat in Antwerpen in dezelfde straat woont.
Maria zoekt bezigheden om haar Franse dagen te vullen. Ze tekent, trekt de natuur in en gaat al snel ook naar school in het plaatselijke lyceum. “Ik moet met mijn achttien jaar toch ergens blijven”, schrijft ze.
Op 28 mei 1940 capituleert de Belgische koning Leopold III. De meeste Belgen staan achter deze beslissing, aangezien de vorst zo een onnodig bloedbad vermijdt. Dit staat in schril contrast met de reacties in Frankrijk, dat de strijd tegen Duitsland verderzet. In de Franse pers en bij de lokale bevolking kan de actie van Leopold III op heel wat afkeuring rekenen. De behandeling van Belgische vluchtelingen in het land is bijgevolg niet mals. Op school komt Maria in een felle discussie terecht wanneer ze de koning verdedigt. Een klasgenoot geeft haar de raad om niet te koop te lopen met haar opvattingen.
Het oorlogsgeweld lijkt ook het zuiden van Frankrijk te naderen. Op 10 juni verklaart Italië de oorlog aan de geallieerden. In een atlas gaat Maria’s moeder angstvallig na hoe ver Dax van de Italiaanse grens ligt. Het oprukkende Duitse leger drijft Franse en Belgische vluchtelingen dieper het land in. Maria’s school sluit de deuren om enkelen van hen op te vangen.
22 juni 1940 ondertekent Frankrijk de wapenstilstand met Duitsland. Kort daarna strijken Duitse troepen neer in Dax. Het gezin Segers beslist om terug te keren naar Antwerpen. Een duidelijke aanleiding daarvoor geeft Maria niet in haar dagboek. Maar dit deel van Frankrijk is nu ook bezet gebied, net als Antwerpen. En de goesting om weer thuis te zijn, is groot.
3 tot 25 juli: de lange weg naar huis
Op 3 juli verlaat het gezelschap de woning in Dax. De volgende dag stopt hun tocht in de buurt van de stad Châtellerault, tussen Tours en Poitiers. Hier vindt de familie Segers onderdak op een boerderij. De omstandigheden zijn er primitief, maar een andere slaapplaats is er niet. Maria en haar familie blijven hier drie weken, wachtend op een kans om verder te reizen. Ze vullen hun dagen met de zoektocht naar voedsel en de hoop op nieuws van het Comité Belge de Rapatriement (Belgisch Repatriëringscomité). Iedereen wordt er moedeloos van. “Dat we hoegenaamd niets van Antwerpen weten, wordt ten langen laatste een obsessie. Pa droomt er van. (…) De moraal zakt en ’t eeuwige kaarten is zoowat de eenige afwisseling. (…) Het leven is een mizerie”, schrijft Maria.
Op 25 juli is het dan toch zover: de terugreis richting Antwerpen kan beginnen. “Aan de kanten van de wegen ligt het vol uitgebrande auto’s, eindelooze Duitsche files kamions van de Reichsbahn (de Duitse spoorwegmaatschappij – red.), vluchtelingenwagens soms met 3 aan elkaar verbonden bij gebrek aan brandstof.”
26 juli: eindelijk thuis!
Na de terugkeer in Antwerpen herbegint meteen het dagelijkse leven. “Voor alles moet ge nu letterlijk zegels hebben, maar met het zure brood der ballingschap is het nu toch - gelukkig (!) - gedaan.”