Zowat vijftig jaar geleden verscheen de eerste editie van de Encyclopedie van de Vlaamse beweging. Sinds enkele maanden is er een nieuwe, grotendeels digitale editie. Daarin staan verschillende lemma’s over de Tweede Wereldoorlog, ook in Antwerpen.
Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw is de Encyclopedie hét referentiewerk over de Vlaamse beweging. Begin 2024 kwam de derde editie uit: een uitgebreide digitale versie met bijna 4.000 artikels en een gedrukt boek met de synthese van enkele brede onderwerpen. Historicus Bruno De Wever is lid van de kernredactie en auteur van verschillende lemma’s. Hij vertelt over de evolutie van de encyclopedie en hoe de Tweede Wereldoorlog daarin een plaats krijgt.
Dansen om de hete brij
Bruno De Wever: “De eerste Encyclopedie van de Vlaamse beweging verscheen tussen 1973 en 1975. Op dat moment was de Vlaamse beweging een van de belangrijkste politieke krachten in België. De splitsing van Leuven in 1968 was net voorbij. In 1970 was er de eerste staatsvervorming. En in 1965 was het bruto regionaal product van Vlaanderen voor het eerst groter dan dat van Wallonië. De Vlaamse beweging creëerde een soort Vlaamse identiteit. Dat Vlaamse natiebewustzijn groeide al van in de 19de eeuw, maar kreeg dan een versnellingsmoment. Op dat moment verkeerde de Vlaamse beweging in een staat van triomfalisme. Gaston Durnez, journalist van De Standaard, nam het initiatief voor die eerste encyclopedie. Samen met de geschetste evoluties had dat als effect dat er in de decennia nadien een enorme inhaalbeweging kwam in de historiografie over de Vlaamse beweging.”
“In die eerste versie van de encyclopedie stonden zaken die later werden bijgesteld door nieuw onderzoek en door nieuwe klemtonen. In 1973-’75 was de Tweede Wereldoorlog ook nog vlakbij. De oorlogsgeneraties leefden nog, ook degenen die collaboreerden. Die moeilijke bladzijde was in de eerste editie een hete brij waar men wat rond danste. Met inbreng van publiek geld verscheen in het midden van de jaren 90 de tweede editie, de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging. De geschiedenis viel natuurlijk niet stil. Inmiddels waren Vlaams-nationalistische partijen de grootste geworden, niet alleen in Vlaanderen, maar zelfs in België. Er volgden nieuwe staatshervormingen. In de tweede editie kwamen nieuwe thema’s aan bod, en werden onderwerpen aangevuld en aangescherpt op basis van nieuw academisch onderzoek.”
Zwakker verzet in Vlaanderen
“In de drie Encyclopedieën van de Vlaamse beweging gaat het natuurlijk veel meer over de collaboratie dan over het verzet, laat staan over thema’s als de Holocaust. De Vlaamse beweging, zeker de radicale vleugel ervan, werd in de eerste plaats immers meegezogen in de collaboratie. Toch staat er ook al in de eerste editie een lemma over het verzet. Het stuk eindigt met een passage over het zogenoemde Dietse verzet: een dissidente strekking binnen het collaborerende Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). Ze protesteerde tegen het feit dat de partij haar Groot-Nederlandse ideaal terzijde schoof om in de context van de concurrentiestrijd met de DeVlag (de Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap) en de Vlaamse SS tegemoet te komen aan de wens van de Duitse bezetter. Tegen de collaboratie an sich werd echter geen principieel bezwaar aangetekend. Dat is natuurlijk niet wat we met verzet bedoelen. Het is een voorbeeld van hoe die eerste encyclopedie de kritische zin mist om dat in de juiste context te plaatsen.”
“In de nieuwe digitale Encyclopedie van de Vlaamse beweging legt Nico Wouters (historicus en hoofd CegeSoma – red.) uit wat het verzet was, maar gaat hij vooral in op de vraag hoe het komt dat het verzet zo zwak stond in Vlaanderen. Hij ziet verschillende verklaringen. Het Belgisch patriottisme was er zwakker dan in Wallonië. Dat heeft alles te maken met de Vlaamse beweging én met de Belgische staat, die tot in de jaren 30 de gelijkwaardigheid van het Nederlands niet erkende. Laat net dat Belgisch patriottisme een van de sterkste drijfveren zijn om in het verzet te gaan. Daarom ook was het verzet in Vlaanderen in belangrijke mate Franstalig.”
“De tweede drijfveer voor het verzet lag in het antifascisme, in de linkse houding ten aanzien van de politiek in het algemeen. En het is evident dat de linkerzijde sterker stond in Brussel en Wallonië. Dat heeft dan weer te maken met de geschiedenis van industrialisering. Verder haalt Nico Wouters ook de tegenstelling tussen stad en platteland aan. En er was ook de afwachtende houding van de kerk. Die koos niet voor het verzet. De kerk is een typisch voorbeeld van wat men de politiek van het minste kwaad noemt. En de kerk had veel meer invloed in het katholieke Vlaanderen dan in het meer geseculariseerde Wallonië.”
Moeilijke verhalen
“Na de oorlog slaagde men erin om de collaboratie zo voor te stellen dat de doorsnee Vlaming zich ermee kon vereenzelvigen. Dat was ook het geval in de jaren zeventig, het moment waarop die eerste encyclopedie verscheen. Dat is misschien een van de belangrijkste veranderingen in de encyclopedie, die teruggaat op de editie van 1998: vandaag wordt over de collaboratie zonder taboes geschreven. Destijds was de criminalisering van het verzet vrij ver doorgedrongen. Het idee dat leden van het verzet moordenaars en bommenleggers waren, was vrij breed gedragen in de publieke opinie in Vlaanderen. Het grote breekijzer in de evolutie van de beeldvorming was de centrale plaats van de Jodenuitroeiing.”
“Als je de moeilijke, pijnlijke episodes in de geschiedenis wil overwinnen of daarmee wil omgaan, dan is het van groot belang dat je op z’n minst elkaars verhalen kent en ernaar luistert. Die verhalen, niet de mythologieën, worden liefst getoetst door vakmensen, door historische kritiek, door iedereen die bereid is om op een eerlijke manier naar het verleden te kijken. Die verhalen leren kennen, dat is bijvoorbeeld wat Open Huizen doet. En dat doet ook de digitale Encyclopedie van de Vlaamse beweging. Wil je iets weten over de verhouding tussen verzet en collaboratie in de Vlaamse beweging? Dan vind je artikels die dat zo kritisch mogelijk proberen te beschrijven.”
“Er is een beweging om straatnamen toe te kennen aan verzetsmensen. In Antwerpen komt het grote monument dat voornamelijk Joodse slachtoffers, maar ook verzetsmensen en slachtoffers van bombardementen herdenkt. Ook de 200 struikelstenen vormen zo’n nieuw initiatief. Die ontwikkelingen gaan altijd over de slachtoffers. Maar zo kom je ook uit bij collaborateurs die ervoor verantwoordelijk zijn dat mensen slachtoffers zijn geworden. En dat brengt je dan weer bij moeilijke verhalen zoals dat van de Antwerpse politie. Die pakte meer dan 1.000 Joden op. Met dat soort pijnlijke verhalen moet de lokale gemeenschap omgaan en er niet van wegkijken. Als je die verhalen uitlegt, dan begrijpen mensen dat het kwaad niet massief en zichtbaar komt, maar op een onherkenbare manier. En dat de mensen die dat kwaad plegen, dat soms met de beste intenties doen. Vaak is er pas achteraf een context waarin kritischer inzicht mogelijk is. Dat is naar mijn gevoel vele malen interessanter dan de emotionele verhalen van zwart tegen wit.”
Antwerpse collaborateurs
“Er is een volledig nieuw lemma van de hand van Koen Aerts over de repressie na de Tweede Wereldoorlog. Over dat onderwerp ontstond een sterk emotioneel geladen en vergoelijkende geschiedschrijving. Maar vandaag wordt het nuchterder bekeken, met meer oog voor verhouding. De meeste collaborateurs die geëxecuteerd zijn, hadden echt bloed aan de handen. Dat geldt niet voor August Borms, die een boegbeeld van de politieke collaboratie was. Hij is misschien het bekendste Antwerpse voorbeeld. Er is ook Stefaan Laureys, een Oostfronter. Hij ging zich aangeven als deserteur aan het gerecht in de hoop milder te worden behandeld, maar het draaide helemaal anders uit. Hij kwam voor zijn rechters op het moment dat de oorlog nog bezig was. De repressiemachine draaide hier op volle toeren, de V-bommen vielen, duizenden Belgen kwamen nog om. In dat klimaat kreeg Laureys simpelweg de doodstraf, in tegenstelling tot oostfronters die in een later stadium voor de rechtbank verschenen. Was hij niet gedeserteerd, dan zou hij niet zijn gefusilleerd. Nu, uit onderzoek blijkt dat de repressie behoorlijk evenwichtig verlopen is en dat de normen van de toenmalige rechtsstaat zijn gerespecteerd. Elke rechtspraak is altijd gecontextualiseerd in de maatschappij waarin ze gebeurt.”
“Het straatgeweld van de repressie was een korte steekvlam van een paar dagen. Het was helemaal niet zo irrationeel als het later werd voorgesteld. Het geweld richtte zich vooral op specifieke individuen waarover de perceptie leefde bij de bevolking dat ze geprofiteerd hadden. Dat waren heel vaak mensen die iets met voedsel te maken hadden. Het richtte zich natuurlijk ook op personen die zichtbaar collaboreerden, door het dragen van een uniform. En dan waren er ook de vrouwen die een seksuele relatie hadden met een Duitse militair. Dat werd als de meest afschuwelijke houding beschouwd, daarmee bezoedelden ze het vaderland, wat natuurlijk een heel mannelijke metafoor is. Gedurende weken werden die vrouwen mishandeld. Maar wat was hun misdaad? Is een liefdesrelatie met een bezettende militair geen aspect van menselijkheid? En het kaalscheren van die vrouwen, wat moeten we daar eigenlijk van denken? Met dat soort verhalen met een haak aan kan je veel doen, je kan er mensen door laten nadenken.”