Een gedenksteen aan basisschool Crea 16 herinnert vandaag aan een dramatische gebeurtenis die zich op 28 augustus 1942 afspeelt in de school. Tijdens een grootschalige nachtelijke razzia verzamelt de Antwerpse politie op bevel van de Duitse bezetter honderden Joodse inwoners van de zevende wijk op de speelplaats van deze school. De volgende dag halen vrachtwagens de slachtoffers op met als bestemming de Dossinkazerne. Dit artikel vertelt het verhaal van vijf Joodse leerlingen van de school in de Grotehondstraat.
Tijdens de jaarlijkse herdenkingswandeling om de slachtoffers van de Antwerpse razzia’s te herinneren, huldigen de deelnemers en organisatoren op 28 augustus 2021 een gedenksteen in aan basisschool Crea 16. Op 28 augustus 1942 moeten hier 448 Joodse inwoners van de wijk de nacht doorbrengen voor ze naar de Dossinkazerne worden gebracht. Op dezelfde speelplaats konden Joodse en niet-Joodse schoolkinderen enkele weken voordien nog samen ravotten.
Een diverse gemeenteschool
De gemeenteschool nummer 16 in de Grotehondstraat staat in de Zurenborgwijk. Het merendeel van de Joodse kinderen gaat voor de oorlog naar publieke scholen zoals deze. Tijdens het interbellum kent de Antwerpse Joodse gemeenschap een sterke groei. Het oprukkende antisemitisme in Centraal- en Oost-Europa zorgt onder meer in België voor een beduidende Joodse migratie. Zo ontwikkelt er zich een diverse gemeenschap die zich concentreert in de omgeving van het Centraal Station, op een kwartiertje wandelen van de school in de Grotehondstraat. Deze diversiteit doet het aantal leerlingen met verschillende nationaliteiten in de school sterk stijgen. Joodse en niet-Joodse kinderen zitten zo dagelijks samen op de schoolbanken en spelen samen op de speelplaats.
De oorlog zou dit allemaal veranderen en een pijnlijke leegte achterlaten.
Kinderen als slachtoffer van de anti-Joodse verordening op het schoolwezen
Op 1 december 1941 vaardigt de Duitse bezetter een anti-Joodse verordening uit die de schoolgaande jeugd viseert. Het is één van de vele verordeningen waarmee de bezetter de Joodse bevolking stelselmatig uitsluit van het dagelijkse leven. Nu zijn ook de kinderen er het slachtoffer van.
De leerplichtige Joodse kinderen krijgen vanaf het schooljaar 1942-1943 verbod les te volgen in niet-Joodse scholen. Vanaf september 1942 moeten zij hun vertrouwde schoolomgeving verlaten. Deze verordening laat een kille leegte achter op de schoolbanken van de gemeenteschool in de Grotehondstraat. Eén derde van de leerlingen moet omwille van hun Joodse afkomst de school verlaten. De schoolstamboeken, waarin alle leerlingen staan ingeschreven, vermeldt de uitschrijvingsdatum ‘7/9/1942’ als dag waarop de kinderen de school verlaten. Dat is veelzeggend. Hoewel deze datum voor alle leerlingen gelijk is, verschillen de verhalen van de kinderen die achter deze datum schuilen. Voor velen kent de Tweede Wereldoorlog een dramatisch einde. Slechts enkelen kunnen dit verschrikkelijke lot ontkomen.
De zusjes Else en Hennie Figa
Op vrijdag 28 augustus 1942 eist de Duitse bezetter de school in de Grotehondstraat op voor wat de meest gruwelijke nacht in de geschiedenis van de school wordt. Tijdens deze warme zomernacht verzamelt de Antwerpse politie op bevel van de bezetter honderden Joden op de speelplaats. De volgende dag worden ze gedeporteerd naar de Dossinkazerne. De eindbestemming is Auschwitz-Birkenau. 448 Joodse bewoners van de zevende wijk moeten de nacht in de school doorbrengen. Onder hen bevindt zich de twaalfjarige Else Figa. Eerder die avond beveelt de Antwerpse politie Else en haar vader Zelik Figa om hun huis te verlaten. Beiden worden overgebracht naar de Grotehondstraat. Enkele weken voordien speelt Else hier nog met haar vriendinnen. Nu moet ze met de vele andere Joodse slachtoffers in erbarmelijke omstandigheden de nacht op de grond van de speelplaats doorbrengen. Angstig voor wat komen zal, wordt ze de volgende dag overgeplaatst naar de Dossinkazerne. Op 1 september deporteert de Duitse bezetter Else met het zevende transport naar Auschwitz-Birkenau. Haar zus Hennie Figa, zestien jaar oud, liep tot twee jaar voordien ook nog school in de Grotehondstraat. Zij wordt twee maanden later met hun moeder Chaja met het dertiende transport gedeporteerd. Niemand van het gezin overleeft de oorlog.
Samen naar school : Levie Keyser en Robert Leger
Levie en Robert gaan vanaf september 1938 naar school in de Grotehondstraat. De twee Joodse jongens zijn op dat moment acht jaar en zitten in hetzelfde leerjaar.
Robert Leger is geboren in Amsterdam. Vader Leon werkt al jaren als diamantfabrikant en reist voor zijn werk steeds vanuit Nederland naar Antwerpen. Uiteindelijk komt het hele gezin in 1936 met hem mee naar Antwerpen en verhuist het naar de Dianalaan in Berchem, op twintig minuten wandelen van de school. De familie van Levie Keyser woont enkele straten verder van Robert, in de Bikschotelaan. Zijn vader is een geboren en getogen Antwerpenaar en werkt eveneens in de diamantsector. Levie en Robert zullen elkaar gekend hebben, als leeftijdsgenootjes samen in dezelfde school, vlakbij elkaar wonend. Ook Levie en Robert mogen vanaf september 1942 omwille van hun Joodse afkomst niet meer naar hun vertrouwde school gaan.
De Duitse bezetter vervolgt aanvankelijk enkel Joden die niet de Belgische nationaliteit hebben. Dit is het geval voor het merendeel van de Joodse kinderen die naar school gaan in de Grotehondstraat. Zo ook het gezin van Robert, dat een Nederlands paspoort heeft. De familie Leger kan echter tijdig onderduiken voor de razzia’s waardoor ze de oorlog overleeft.
Voor Levies familie kent de oorlog wel een dramatisch einde. Als Belgische Jood viseert de Duitse bezetter Levie vanaf 1943 voor deportatie. De jongen wordt op dertienjarige leeftijd op 15 januari 1944 met het 23ste transport naar Auschwitz gedeporteerd. Van de 659 gedeporteerden op dit transport overleven twee kinderen jonger dan vijftien jaar de oorlog. Levie is daar niet bij.
Frederik Meyer : als enige terug op de schoolbanken vanaf 4 juni 1945
Frederik Meyer is zes jaar wanneer de oorlog begint. Ook hij mag niet meer naar school in de Grotehondstraat vanaf september 1942 omwille van zijn Joodse afkomst. Net zoals Levie heeft Frederik een Belgisch paspoort, waardoor zijn familie vanaf 1943 gevaar loopt voor deportatie. Zijn ouders beslissen daarom Frederik en zijn broer Emile toe te vertrouwen aan het Joods Verdedigingcomité (JVC). Het JVC redt tijdens de oorlog meer dan tweeduizend Joodse kinderen door hen onder te brengen bij katholieke families en instellingen, zo ook Frederik. Hij krijgt een niet-Joodse onderduiknaam en wordt overgebracht naar een instelling in Lauwe, een West-Vlaams dorpje. De hele familie overleeft de oorlog. Op 4 juni 1945 keert Frederik als enige Joodse jongen terug naar zijn vertrouwde schoolbanken in de Grotehondstraat.
Een naoorlogse pijnlijke leegte
De verhalen van Robert Leger en Frederik Meyer zijn een uitzondering op de regel. De meeste van de 226 Joodse kinderen kennen hetzelfde pijnlijke lot als Else Figa, Hennie Figa, en Levie Keyser. Ook Bella Ehrenfeld, Barend Santen, Kurt Weissman, Margot Freilich, Sally Neiss, Abraham Zajdenband, Perla Grosman en vele andere kinderen met een leeftijd tussen zes en veertien jaar maken hun eigen oorlog mee. Ze krijgen echter nooit de kans om hun verhaal verder te vertellen.