Een onbekend aantal Antwerpenaars heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog korte of langere tijd op zee doorgebracht. Tientallen hebben hun inzet betaald met hun leven. Zij worden samen met hun omgekomen stadsgenoten herdacht in het namenproject en hun naam verschijnt op het namenmonument. Een van hen is Jozef Dieltiens. We slaagden erin zijn verhaal te reconstrueren.
Josephus Marinus Nicolaus (Jozef) Dieltiens komt ter wereld in de Lange Veldstraat nr. 14 in Antwerpen op 3 maart 1898, in het gezin van Petrus Josephus Dieltiens en Anna Maria Schillemans. Zijn vader oefent het beroep uit van hofmeester, wat betekent dat hij zorgt voor de maaltijden en eventueel de bediening van het buffet aan boord van schepen. Het mag niet verbazen dat Jozef later hetzelfde beroep uitoefent: zeeman en chief steward. Bij het begin van de oorlog woont hij met zijn echtgenote Margaretha Philomena Milis in de Pelgrimstraat nr. 5 in Antwerpen.
Dagenlang op een vlot
In het voorjaar van 1942 vinden we Jozef Dieltiens aan boord van het koopvaardijschip SS Chenango, een klein stoomschip met een tonnage van 3014 tons. De Chenango onderneemt in de loop van de volgende maanden enkele reizen tussen de Verenigde Staten en Zuid-Amerika, over de Atlantische Oceaan. In april 1942 vaart het schip naar Noord-Amerika, met een lading mangaanerts aan boord. Op 21 April 1942 wordt het getroffen door een torpedo, afgevuurd door een Duitse onderzeeër, ongeveer 111 kilometer van de kust van Virginia, Verenigde Staten. De Chenango zinkt al na een of twee minuten naar de zeebodem. Een reddingsboot wordt te water gelaten, maar hij kapseist en vergaat. Een tweede reddingsboot gaat met het schip ten onder, net als alle reglementaire vlotten die aan boord zijn. De bemanningsleden, die wanhopig voor hun leven vechten, krijgen te maken met de Duitse onderzeeër, die blijft cruisen op de plaats van de aanslag. Daardoor worden de slachtoffers meegesleurd in de diepte of aan de haaien overgeleverd.
Als bij wonder slagen twee bemanningsleden van de getorpedeerde Chenango er in zich op een ronddobberend reddingsvlot te hijsen. Pogingen om andere makkers te bereiken mislukken, want bij gebrek aan peddels of roeispanen drijft het vlot verder weg van de plaats van de ramp. Het is het begin van een dagenlang, uitzichtloos verblijf op enkele wankele vierkante meters vaste ondergrond, drijvend op een peilloos uitgestrekte en diepe oceaan vol haaien. Het vlot is eerder al afgekeurd bij een inspectie in New York en de enige voorzieningen zijn wat drinkbaar water en een vislijn. De twee overlevenden zijn hofmeester (chief steward) Jozef Dieltiens en stoker (fireman) Terrance James Bradley, een 22-jarige zeeman met Ierse en Canadese wortels.
Uitgehongerd, ijlend en half bewusteloos
Op 2 mei 1942 ontvangt het Elizabeth City Coast Guard Air Station in North Carolina, Verenigde Staten, een alarmerend bericht: een legervliegtuig heeft twee schipbreukelingen opgemerkt op een vlot, ongeveer 102 kilometer voor de kust. Daarop vertrekt een watervliegtuig op verkenning. Het treft de schipbreukelingen aan in de buurt van de aangeduide plek en slaagt erin te landen, ondanks beginnende onweersbuien en een vrij woelige zee. De twee zijn de overlevenden van de Chenango. Ze zwaaien opgewonden naar hun redders. De bemanning gooit hen een lijn toe, kan het vliegtuig naar het vlot trekken en de uitgehongerde, half bewusteloze, uitgemergelde en ijlende slachtoffers eraf te halen. Een van de overlevenden schreeuwt en springt zelfs overboord in het druk door haaien bevolkte water wanneer hij vreest dat het vliegtuig hen zal achterlaten. De reddingsoperatie lukt, zes uur na het eerste bericht over de schipbreukelingen, ondanks de weersomstandigheden en de constante vrees dat een Duitse onderzeeër opnieuw zou toeslaan.
De twee geredde overlevenden zijn er erg aan toe. Ze zijn uitgehongerd en vertonen uitdrogingsverschijnselen. Voorts zijn ze zwaar verbrand door de zon en hebben ze kneuzingen en blaren over het hele lichaam. Jozef Dieltiens ijlt, bidt en slaat wartaal uit. Hij verliest het bewustzijn wanneer hij aan boord van het vliegtuig wordt gehesen. Daar dient een eerstehulpassistent hen wat voorlopige zorgen toe. Hij verzorgt hun verwondingen, laat hen pijnstillers slikken en geeft hen water, koffie en whiskey te drinken. Intussen spoedt het vliegtuig zich naar het Naval Air Station in Norfolk, Virginia. Op deze vliegbasis worden de twee overgedragen aan artsen van de zeemacht en aan inlichtingenofficieren.
Ondanks de beste zorgen overlijdt Jozef Dieltiens op 4 mei, door zware maag- en darmbloedingen, verhongering en uitputting door te lange blootstelling aan de elementen. Hij is een van de 843 zeelui van de koopvaardij die in de kustwateren van Virginia en North Carolina het leven laten in de loop van de Tweede Wereldoorlog. Zijn makker overleeft de verschrikkelijke tocht. Jozef wordt de volgende dag begraven op de Forest Lawn-begraafplaats in Norfolk. Daar bevindt zijn graf zich nog steeds.