Tijdens de Tweede Wereldoorlog telt ons land zowat 50.000 kloosterzusters. Ook zij voelen de gevolgen van de oorlog, ook zij zoeken een manier om met de nieuwe realiteit om te gaan. Voedseltekort, oorlogsgeweld en zelfs verzet of sympathie voor de bezetter zijn de kloosters niet vreemd, ook niet in Antwerpen. Onderzoeker en historica Kristien Suenens (KADOC-KU Leuven) schetst het beeld van de oorlogsjaren van kloosterzusters.
Hoe ziet het kloosterleven in België eruit bij het begin van de Tweede Wereldoorlog?
Kristien Suenens: “Het aantal religieuzen in België, en dan vooral vrouwelijke religieuzen, is op dat moment op een hoogtepunt. Ook qua maatschappelijk belang zitten de kloosters op hun top, met hun scholen, hospitalen, weeshuizen en bejaardentehuizen. Tijdens de oorlog kunnen ze dit maatschappelijke engagement grotendeels verderzetten, behalve op de grootste crisismomenten.”
“In het klooster vinden vrouwen economische zekerheid en een dak boven hun hoofd. Er wordt voor hen gezorgd als ze ziek of oud worden en er is altijd voldoende eten. Zeker voor vrouwen uit de lagere bevolkingsklassen speelt dat een belangrijke rol om in te treden, naast het wat vluchtige concept van een religieuze roeping. Het is voor vrouwen in die tijd ook een manier om te ontsnappen aan het kraambed en een van de weinige kansen om een professionele carrière uit te bouwen,”
“De oorlog biedt kloosterzusters kansen om enigszins te ontsnappen aan het hiërarchische keurslijf van het kloosterleven. In de positieve zin van het woord profiteren ze van de omstandigheden om als vrouw wat meer autonomie te verwerven. Contacten met het bisdom of mannelijke directeurs zijn moeilijker. Zusters ondernemen zelf acties voor vluchtelingen of onderhandelen zelf met de bezetter.”
Hoe is het dagelijkse leven in de kloosters tijdens de oorlog?
“Alle kloosters hebben het moeilijk om aan voldoende voedsel te geraken. Maar net zoals de rurale bevolking in het algemeen, hebben de landelijk gelegen kloosters wel meer mogelijkheden om extra voedsel te verbouwen of te vergaren bij bevriende landbouwers. In de kloosters in de stad, zeker in de slotkloosters, wordt er honger geleden. (Slotkloosters hebben geen of amper contact met de buitenwereld – red.). In de grote stedelijke kloosters zoals dat van de Dames van het Christelijk Onderwijs worden tijdens de oorlog op de speelplaatsen groenten verbouwd. Zusters uit congregaties met zowel kloosters in de stad als op het platteland, smokkelen soms voedsel naar de stad. Onder een ruimvallend habijt kan je makkelijker aardappelen smokkelen.”

"In de grote stedelijke kloosters zoals dat van de Dames van het Christelijk Onderwijs worden tijdens de oorlog op de speelplaatsen groenten verbouwd." Na de oorlog worden de zusters getroffen door een V-bom (foto).
“Na de Duitse inval nemen de kloosterzusters tot op zekere hoogte het dagelijkse leven weer op. De bezetter en later ook voor de geallieerden bezetten vaak delen van grote kloostergebouwen, en soms zelf het volledige klooster. Dan onderhandelen de zusters met de Duitse bezetter om sommige zalen toch te mogen gebruiken. Er zijn in die tijd trouwens wel wat Duitse zusters in de Belgische kloosters. Als kostschoolleerlingen zoek ze hier een veilige en vrome opvoeding, maar kunnen ze ook Frans leren, de onderwijstaal in de meeste Vlaamse kloosters. Nadien treden sommigen onder hen ook in. Die Duitse aanwezigheid vergemakkelijkt de onderhandelingen met de bezetter, die de kloosters daarom misschien ook wat minder hard aanpakt. Los daarvan zie je bij de nazi’s toch ook een zekere schroom om zomaar in een vrouwenklooster binnen te vallen. Dat creëert kansen voor clandestiene activiteiten.”
“Aan de organisatie Winterhulp werken kloosterzusters ook mee, vooral bij de voedselbedeling in scholen. Al doen ze dat wel met enige schroom want Winterhulp is een neutrale organisatie en geen katholieke.”
Is er een verschil met de situatie van mannelijke religieuzen?
“Mannelijke religieuzen worden sterker geviseerd door de autoriteiten omdat ze vaak sterker betrokken zijn in het maatschappelijke leven en minder afgezonderd leven. Dat betekent ook dat zij meer mogelijkheden hebben om mee te werken met de bezetter of met het verzet. Niet dat dat massaal gebeurt, maar net als in de algemene maatschappij zijn er meer mannelijke dan vrouwelijke religieuzen actief betrokken bij zowel verzets- als collaboratieactiviteiten.”
De kloosterzusters stellen dus ook verzetsdaden.
“Zeker en vast. Eigenlijk stellen ze alle types van verzetsdaden, behalve het gewapende verzet. Er zijn heel wat verhalen bekend van zusters die wapens, piloten, spionnen of werkweigeraars verbergen. Verschillende kloosters nemen trouwens jonge mannen in dienst als tuinman of klusjesman om hen te behoeden voor de verplichte tewerkstelling. De grootste verzetsactiviteit is het laten onderduiken van Joodse kinderen, wat minder bekend is. Diepgaander onderzoek hierover is nodig, maar het valt op dat kloosterzusters zich hier sterk voor engageren. In Antwerpen gebeurt het minder dan in het Brusselse en in de regio Leuven-Aarschot-Mechelen. Maar onder meer de Antwerpse congregatie Dienstmaagden van de Heilige Harten – ook bekend als de zusters van het Mère Jeanne-Instituut – laat Joodse kinderen onderduiken in haar bijhuis in Kontich.”
“Kloosterzusters dragen ook bij aan de sluikpers, bijvoorbeeld door strooibriefjes te drukken en te verspreiden. Er zijn kloosters die hun gebouwen ter beschikking stellen voor de druk van sluikpers door onder meer de Witte Brigade. Zusters luisteren naar de Britse radio en seinen berichten door. Enkele kloosters zijn een vaste post in het Comète-ontsnappingsnetwerk.”
“De nazi’s pakken tientallen zusters op op verdenking van verzetsactiviteiten. Ze worden niet allemaal opgesloten, maar twee onder hen worden wel naar Duitsland gedeporteerd. Een van hen maakt de Dodenmarsen mee en overleeft de oorlog maar ternauwernood. Ik heb geen weet van een zuster die wordt terechtgesteld.”
Wordt er door de kloosterzusters ook gecollaboreerd?
“Er is vandaag geen geval van zware collaboratie door kloosterzusters bekend zoals dat van priester Cyriel Verschaeve. Vermits zusters niet aanwezig zijn in de politiek, de paramilitaire jeugdorganisaties of de pers, is de stap naar actieve collaboratie voor hen heel groot. Op die manier zijn ze beschermd tegen actieve collaboratie. Maar er zijn zeker zusters die wel sympathiseren met de Duitsers, zeker in Vlaamsgezinde milieus. Net als bij andere katholieken leeft onder kloosterzusters de angst voor het atheïstische, godsvijandelijke communisme. Voor sommigen vormt dat een grotere bedreiging dan het nazisme.”
“Om concrete gevallen van sympathie voor de nazi’s te identificeren, moet je heel erg tussen de lijnen lezen. Zo zie je dat zusters plots moeten verhuizen van het ene naar het andere klooster. In kronieken wordt in bedekte termen verteld over ruzies binnen kloostergemeenschappen omdat de ene zuster wel wat voelt voor de Duitsers. Er zijn ook zusters die na de oorlog niet meer mogen terugkeren als leerkracht in het publieke lager onderwijs, net omdat ze zich tijdens de oorlog te positief uitlaten over de Duitsers.”
Spelen kloosters ook een rol in de opvang van Antwerpse kinderen in de periode van de V-bommen?
“Daarover zijn er verhalen bekend. Zo vangt het Klooster van de Heilige Vincentius in het West-Vlaamse Rumbeke leerkrachten en leerlingen van het Antwerpse Sint-Lievenscollege en het Berchemse Sint-Stanislascollege op. Ze verblijven daar gedurende een aantal maanden.”
“Antwerpse kloosters worden ook zelf getroffen door de V-bommen. Misschien wel het bekendste voorbeeld is de V2-raket die valt op het klooster van de Zusters Annonciaden in Berchem. Daarbij sterft drie vierde van de congregatie, dertig mensen komen om het leven. Elders in Antwerpen worden nog zusters door de V-bommen getroffen (zoals de Dames van het Christelijk Onderwijs – red.). Maar ook geallieerde bombardementen eisen slachtoffers onder Antwerpse zusters, zoals dat op Mortsel (op 5 april 1943, met 936 doden het zwaarste bombardement in België – red.).”

Op 17 november 1944 valt een V2-raket op het klooster van de Zusters Annonciaden in Berchem. Daarbij sterft drie vierde van de congregatie, dertig mensen komen om het leven. (© Collectie KADOC-KU Leuven)
Kan je inschatten wat het geloof voor zusters betekent in een crisisperiode van vele jaren als de Tweede Wereldoorlog?
“Net als voor de gemiddelde katholieke Vlaming kan dat geloof voor de zusters een steun zijn. Er zijn devotionele verhalen van zusters die bij een luchtalarm nog gauw een beeldje van de Heilige Maria of Sint-Jozef voor de kerk plaatsen. Als de kerk dan niet gebombardeerd wordt, komt dat voor hen door de hulp van hogerhand. In de schuilkelders worden er rozenhoedjes gebeden, om iets omhanden te hebben, maar ook als een vorm van steun. Er zijn ook zusters die na de oorlog verklaren dat de vaste routine van het kloosterleven hen heeft geholpen om de chaos van de oorlog te doorstaan.”
Over het kloosterleven tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen het boek Zusters in oorlog van An Vandenberghe, Kristien Suenens, Roeland Hermans en Ria Christens (Kalmthout: Pelckmans, 2021). In de Permeke-bibliotheek bevindt zich een exemplaar van dit boek.