Hulp bieden bij onderduik tijdens de Tweede Wereldoorlog is een wat onderbelichte vorm van verzet. Net bij deze verzetsdaad spelen vrouwen een grotere rol. Historica Anne Bekers belicht in haar masterproef de onderduiknetwerken in Antwerpen, met bijzondere aandacht voor de bijdrage van vrouwen.
Waarom heeft hulp bij onderduik als vorm van verzet lange tijd weinig aandacht gekregen?
Anne Bekers: “Het is een ongewapende, veel minder georganiseerde vorm van verzet. Onderduik bevindt zich ook meer in de private sfeer, en net dat is de sfeer van de vrouw. Als een man beslist om piloten onderdak te geven, raakt zijn vrouw haast automatisch betrokken. Ze wonen immers onder hetzelfde dak. Maar het gebeurt ook omgekeerd: de vrouw beslist om onderduik te faciliteren, en zo raken de man, de kinderen of andere bewoners betrokken. Voor vrouwen is de stap naar het verzet sowieso moeilijker dan voor mannen. Het wordt van hen niet verwacht, het past niet in het dan geldende beeld van de vrouw. Al past hulp bij onderduik wel beter bij dat beeld dan bijvoorbeeld gewapend verzet.”
Wat doen vrouwen die onderduik faciliteren precies?
“Er zijn twee categorieën. Je hebt de vrouwen die thuis zijn en niet buitenshuis gaan werken. Zij zorgen voor eten, drinken en warmte voor onderduikers. Daarnaast zijn er vrouwen die een rol als verbindingspersoon op zich nemen. Dat zijn vaker vrouwen die buitenshuis werken. Zij kunnen zich makkelijker op straat begeven om contact te leggen met bijvoorbeeld ontsnappingsnetwerken voor geallieerde piloten. Of ze gaan op zoek naar extra rantsoenbonnen.”

Een van de vrouwen die in Antwerpen onderduik faciliteert, is Seraphina Truyens. Zij verbergt een vluchteling uit Tsjechoslowakije. (© Dienst oorlogsslachtoffers Rijksarchief)
Verschillen de activiteiten van vrouwen van die van mannen?
“Alles wat vrouwen doen in functie van onderduik, doen mannen ook. Maar omgekeerd is dat minder het geval. Ik denk aan valse papieren bezorgen. Of geld ter beschikking stellen. Dat zijn zaken die heel vaak door mannen worden gedaan. Voor sommige activiteiten zijn vrouwen wel minder verdacht. Dat geldt bijvoorbeeld voor de taak als verbindingspersoon.”
“Niet alle vrouwen beschouwen hun hulp bij onderduik achteraf als een verzetsactiviteit. Vaak vragen ze geen erkenning aan. Wel worden vrouwen vaak vermeld in het dossier van hun man. Er wordt ook gesteld dat vrouwen mogelijk kritischer zijn voor hun rol in de onderduik en daarom hun aandeel minimaliseren.”
Dat blijkt ook uit het citaat van een vrouw dat je gebruikt in de titel van je masterproef: “Dat ik niet bepaald wist dat het verlenen van hulp aan joden weerstand was.”
“Op dat moment doen die vrouwen ook maar wat ze denken dat goed is. Als er na de oorlog verhalen worden verteld van verzetsmensen die bijvoorbeeld Duitsers hebben omgebracht of spoorlijnen hebben opgeblazen, denken vrouwen misschien dat hulp bij onderduik niet in dat rijtje past. In het discours net na de oorlog ligt de nadruk ook op het gewapende, georganiseerde verzet. En dat wordt in de historiografie meegenomen. Het duurt een hele poos voor historici ook het niet-gewapende verzet bestuderen.”
Heb je zicht op de beweegreden om onderduik te faciliteren?
“Zoiets is in onderzoek moeilijk te bewijzen. Het is ook geen vraag in de erkenningsdossiers. Al verwijzen sommigen wel naar de situatie in Antwerpen, met onder meer de Jodenrazzia’s. Maar de meerderheid zegt niets over de motieven.”
“In de historiografie bestaat de theorie van intentionaliteit en functionaliteit. Het eerste element gaat over de intentie, de wil om iets te doen. Daarnaast is er functionaliteit: de kans die zich aandient om iets te doen en die een extra prikkel kan zijn om tot actie over te gaan. Zowat 35% van onderduikhelpers in mijn onderzoek wonen in de Joodse buurt. Die mensen zien van dichtbij wat er gebeurt. Dat kan functionaliteit zijn. Daarnaast kan ook het beroep bepalend zijn. Je merkt trouwens dat er zich veel netwerken vormen onder collega’s of familieleden.”
“Onderduik faciliteren moet op financieel vlak een uitdaging geweest zijn. Sommigen worden betaald om te helpen bij onderduik. Kan je hen ook beschouwen als verzetslieden? Mensen onderhouden en in leven houden in oorlogsomstandigheden is erg moeilijk. En of je nu betaald wordt of niet, het risico is sowieso groot. Je doet immers iets dat door de bezetter absoluut verboden is en waar je voor terechtgesteld kan worden. Wat mij betreft behoren ook degenen die geld hebben gekregen tot het verzet.”
Uit jouw onderzoek blijkt dat de piek in de hulp bij onderduik bij vrouwen later komt dan bij mannen. Hoe komt dat?
“Bij mannen ligt die piek in 1941, bij vrouwen een jaar later. In 1942 wordt de nood wel echt heel hoog met de Jodenrazzia’s en vanaf het einde van dat jaar de vervolging van de werkweigeraars. Plots is er een grote groep mensen die ergens moet worden verborgen. Mogelijk is dat een bijkomende impuls die vrouwen nodig hebben om ook tot actie over te gaan.”

De piek van vrouwen die helpen bij onderduik, ligt in 1942, het jaar van de Jodenrazzia’s. Deze kaart toont straten waar half augustus 1942 een van de eerste razzia’s plaatsvindt. In een ervan, de Lange Kievitstraat, woont Maria Van Hoeck. (© Kazerne Dossin)
Antwerpen is een gevaarlijke omgeving voor het verzet. Wat betekent dat voor vrouwen die bij onderduik helpen?
“Zowat 60% van de vrouwen in mijn databank is gearresteerd, wat niet wil zeggen dat ze ook effectief allemaal gedeporteerd zijn. Sommigen worden twee of drie keer opgepakt. Antwerpen is de belangrijkste verzetsstad van Vlaanderen, dat wordt ook gesteld in het boek Stad in verzet. Enerzijds is het hier moeilijk om aan verzet te doen, maar anderzijds is dat gevaar misschien wel een belangrijke impuls om in actie te komen.”
In je onderzoek behandel je enkele concrete cases, waaronder die van Maria Van Hoeck. Wat maakt haar verhaal zo bijzonder?
“Maria Van Hoeck leeft tijdens de oorlog als gescheiden vrouw, al is haar officiële scheiding pas op 13 augustus 1944. Daarmee valt ze wat buiten het rollenpatroon van de vrouw aan de haard en heeft ze iets meer bewegingsvrijheid om dingen te ondernemen. Ze woont in de Lange Kievitstraat, dus in een buurt waar de Jodenrazzia’s plaatsvinden.”

“Het is frappant dat Maria Van Hoeck over straat wandelt met Daniel Pressler aan haar hand. Ze verstopt het kind dus niet.” (© Dienst oorlogsslachtoffers Rijksarchief)
“Maria werkt als poetsvrouw en krijgt van haar werkgeefster de vraag om een Joods jongetje op te vangen. Het is Daniel Pressler, het zoontje van een bevriend koppel van haar werkgeefster. De ouders worden opgepakt en Daniel woont vanaf juli 1943 bij Maria. Daar zal hij blijven tot eind augustus 1944, wanneer Maria wordt opgepakt voor het verbergen van geallieerde parachutisten. Naast het faciliteren van de langdurige onderduik van Daniel en het kortdurende verblijf van parachutisten, verspreidt Maria ook nog sluikpers. Na haar arrestatie wordt ze gedeporteerd. Ze keert wel terug, maar sterft op 6 juli 1946. Het lijkt erop dat ze met een ziekte of verwondingen is teruggekeerd uit de kampen.”
“In het dossier van Maria Van Hoeck zit een foto waarop ze over straat wandelt met Daniel Pressler aan haar hand. Dat is frappant. Ze verstopt het kind dus niet. Maria heeft al kinderen, maar het is niet duidelijk of die bij haar wonen. Vaak worden jonge gezinnen gezien als een goede omgeving voor de onderduik omdat Joodse kinderen er minder opvallen tussen de andere kinderen. Met Maria is er sowieso een vrouw en moederfiguur, dat is ook van belang.”
Je pleit ervoor om onderduik te zien als een vorm van verzet. Je noemt het in je scriptie “een risicovolle, gevaarlijke en dus volwaardige vorm van verzet”.
“Onderduik faciliteren is hulp verlenen, maar dan wel op leven of dood. Het is vandaag moeilijk om te achterhalen of mensen dat hebben gedaan om ideologische of humanitaire redenen. Maar als het arrestatiepercentage zo hoog is, wil dat zeggen dat de Duitsers onderduik zeker zien als verzet. En dat het dus vandaag ook zeker een plek moet hebben binnen de verzetshistoriografie. Antwerpen is een erg gevaarlijke omgeving voor Joden, en dus ook voor degenen die hen proberen te helpen.”
De onderduiknetwerken in Antwerpen worden behandeld in dit artikel op de website van Belgium WWII.