“Volgens mij staan we met de herdenking van de Tweede Wereldoorlog – en ik ga wat overdrijven – bijna nergens." Dat vertelde Herman Van Goethem in 2021 in een interview voor Antwerpen Herdenkt. In een nieuw gesprek vertelt hij wat hij de afgelopen jaren tot zijn tevredenheid zag veranderen. De intussen afscheidnemende rector van de Universiteit Antwerpen legt ook uit waarom herdenken en herinneren volgens hem belangrijk blijft. En dat geldt volgens Van Goethem niet in het minst voor jongeren.
In februari verscheen de heruitgave van uw boek ‘1942. Het jaar van de stilte’. Wat bracht u tot deze herwerking? En wat voegde u toe aan de eerste editie?
“In november 1942 werd Rommel (Duitse generaal – red.) verslagen in de Slag bij El Alamein (in Egypte – red.). Alles keerde in Antwerpen en in België want men besefte ineens dat Duitsland helemaal kon worden verslagen. Tot dan hield men altijd rekening met de mogelijkheid om te onderhandelen met de Duitsers. De Belgische regering-Pierlot in Londen keek in die eerste jaren van de oorlog dus de kat uit de boom. Op die stelling in de eerste uitgave van mijn boek kreeg ik kritiek. Voor de heruitgave ben ik verder gaan graven. Zo vond ik informatie die deze voorzichtige opstelling van België in 1940-‘42 staaft.”
“Tussen 2019 en nu is er op vlak van de herdenkingen in Antwerpen veel gebeurd. In Deurne bijvoorbeeld getuigden die tot enkele jaren geleden van een grote onwetendheid. Sindsdien maakte men er een prachtige inhaalbeweging. Daarom heb ik de passussen over Deurne bijgespijkerd. Ook de stad Antwerpen maakte overigens een inhaalbeweging, met de verdieping over de Tweede Wereldoorlog in het MAS. Maar ook met een initiatief als Open Huizen, de beslissing om struikelstenen toe te laten, de komst van een centraal herdenkingsmonument, de groepering van herdenkingen. Het private initiatief kreeg een plaats in het herdenkingsbeleid van Antwerpen.”
Wat bedoelt u precies met de inhaalbeweging die Deurne maakte?
“De inzichten zijn geëvolueerd. Agenten in Deurne werkten destijds mee aan de Jodenrazzia’s én waren lid van het verzet, waarvoor ze later werden opgepakt. Het is een grote uitdaging om dat uit te leggen. In de heruitgave van mijn boek benadruk ik nog meer dat die agenten op dat moment niet wisten wat er zou gebeuren. Ze werkten mee aan de razzia’s volgens de wet van het minste kwaad. Zo deden ze veel langer over de razzia dan andere korpsen, om veel minder mensen op te pakken. En de mensen die meekwamen, waren bereid om dat te doen. Maar die agenten hebben zich vreselijk misrekend. Zij hadden op dat ogenblik geen zicht op wat er gebeurde met de mensen die werden gedeporteerd. Anders zouden ze dat zeker niet hebben gedaan.”
“Vanuit dat inzicht heeft Deurne die inhaalbeweging gemaakt en is het koploper geworden in de Antwerpse herdenkingen. Denk maar aan de struikelsteen die men recent plaatste voor Cinema Plaza (voormalige Deurnse bioscoop van waaruit in augustus 1942 meer dan honderd Joodse burgers werden gedeporteerd – red.).”
In mei herdenken we de Duitse inval in België, de Belgische overgave en het einde van de Tweede Wereldoorlog. Wat is volgens u het belang van deze herdenkingen vandaag?
“Ik denk dat ze cruciaal zijn. Het zijn rituele, verbindende momenten die de gemeenschap samenbrengen. Neem de jaarlijkse herdenking op 28 augustus in de school van de Grote Hondstraat. (Tijdens de Jodenrazzia’s van 1942 werden Joodse burgers verzameld in de gebouwen van de huidige stedelijke basisschool Crea 16 – red.). Ik vind het ongelooflijk hoe die herdenking van onderuit groeide en hoe die wijk ze zelf in handen neemt in een soort collectief ritueel. Dat is heel, heel bijzonder. Altijd dezelfde teksten die worden gelezen, dezelfde muziek die weerklinkt, een minuut stilte: dat zorgt op die speelplaats voor ingetogen momenten.”
“Zo'n collectieve rituelen zijn analoog aan het geven van straatnamen, aan het opzetten van monumenten. Het gaat om het innemen van de publieke ruimte door iets waaraan je betekenis wil geven. Wat we daar doen, is verleden, heden en toekomst verbinden. Want dat ritueel gaat niet alleen over vroeger, maar ook over de wereld die je wil, de wereld die je droomt. En dat is het grote belang. In dat opzicht is een herdenking een hoogmis voor de democratie, de vrijheid van meningsuiting, vrije verkiezingen, wederzijds respect, diversiteit. Als mensen die verhalen vertellen, dan zeggen ze: dat willen we niet meer!”
“Het is goed dat de stad inzet op herdenking en herinnering. Ik had niet kunnen dromen dat het op zo’n goed uitgewerkte en sterke manier zou gebeuren. De publieke opinie wordt daardoor beïnvloed. Toen ik in de jaren 1990 het vak Politieke geschiedenis van België gaf, moest ik aan de studenten nog uitleggen dat meewerken met de nazi's een fout was. Dat moet ik nu niet meer uitleggen, hoor. Toen waren er nog groepen die de collaboratie idealiseerden.”
“Ik vind dat het Rusland van vandaag duidelijk maakt wat het grote belang is van 8 mei (de herdenking van de overwinning op nazi-Duitsland – red.). Want eigenlijk is dat een totalitair systeem waarin holebi’s worden gebasht en er geen vrije meningsuiting is. 8 mei, dat gaat eigenlijk ook over Europa, en hopelijk ook over de Verenigde Staten. Dat is Europa dat zich schaart achter een mens- en maatschappijbeeld van democratie en vrijheid. Ik vind dat 8 mei de nationale feestdag van Europa moet zijn.”
De Antwerpse samenleving is zeer divers. Zorgt dat voor uitdagingen of net voor opportuniteiten voor het herdenken en het herinneren?
“Het biedt uitdagingen, denk ik. Ik spreek vanavond (8 mei – red.) aan het monument voor de gedeporteerde Joodse bevolking aan de Belgiëlei. Op dit moment is dat wel pittig natuurlijk. Maar onze diverse samenleving biedt ook geweldige opportuniteiten. Ik gaf onlangs twee uur les aan de leerlingen van het vijfde en zesde secundair van het Atheneum van Deurne, een zeer diverse school. Dat vergeet ik van mijn leven niet meer. Ik kreeg die grote zaal muisstil met een verhaal over Joden in de Tweede Wereldoorlog, terwijl op dit moment Gaza loopt. Vele migratiekinderen herkennen zichzelf in het verhaal van Joodse mensen. Dat opent perspectieven. Je kan samen zeggen: dit willen wij niet. We moeten ons met z'n allen inzetten voor een wereld met onderling respect, vrede en rechtvaardigheid. Daarom vind ik dat er educatief zeer grote mogelijkheden besloten liggen in de Tweede Wereldoorlog.”
Hoe kijkt u, ook als rector, naar het belang van herinneren en herdenken voor jongeren? Ziet u een verband met hun maatschappelijk engagement?
“Onlangs was er de Geschiedenis Olympiade in Antwerp Expo. De zaal zat bomvol. Daar zie je het belang van herdenken. Het belang van geschiedenis is immens omdat jongeren leven met ongelooflijk grote onzekerheden. Ik heb de jaren 1970 nog gekend, dat was zo’n oogkleppenwereld met grote zekerheden. Maar welk beeld van het parlementaire systeem hebben jongeren vandaag? Welk beeld krijgen ze van vrije meningsuiting met TikTok en sociale media? Welke opinie moeten ze zich vormen? Wat is waarheid?”
“De toekomst ken je niet. En het nu ligt open met zijn grote problemen. Maar uit het verleden hebben we wel de verhalen. Die zijn verbindend, want ze geven ons een richtsnoer voor ons maatschappijbeeld en voor de wereld die we willen uitbouwen. Ik ben een structuralist tot in de kist: als je zoekt naar oplossingen voor morgen, kan je die vinden in de analyse van vroegere schema's. Het verleden is een receptenboek voor de toekomst, met allerlei ingrediënten. En daarom, denk ik, is geschiedenis zo belangrijk. Daarom zat die zaal van de Geschiedenis Olympiade bomvol. Daarom stijgt het aantal studenten geschiedenis aan de universiteiten spectaculair, net als het aantal studenten filosofie. Daarom ook zitten de aula’s afgeladen vol bij de politieke debatten. Daarom beroert Gaza de mensen. En dat is allemaal goed.”
“We kunnen dit alles koppelen aan het engagement dat jongeren opnemen op maatschappelijk vlak. Ik kan mij vergissen, maar ik heb toch de stellige indruk dat jongeren nu, in 2024, veel meer maatschappelijk geëngageerd zijn dan in 2016, toen ik rector werd. Klimaatopwarming, dekolonisering, vragen bij de oorlog in de wereld: dat heb ik sindsdien allemaal zien binnenkomen. En dan denk ik: dit is goed! Want ik ben er 65. Het zullen de jongeren zijn die de wereld gaan aansturen. Ik niet meer, hè. Tegelijkertijd zijn ze wat uit balans. Maar goed, zo was ik op mijn twintigste ook. En eigenlijk is dat wel goed, hoewel het soms ongenuanceerd is.”