“Mijn kinderen hebben mijn leven gered”
Politieagent Pierre Coeck is tijdens de Tweede Wereldoorlog actief in het Antwerpse verzet bij de Witte Brigade. In mei 1944 pakt de Sipo-SD hem thuis op. Zijn kinderen weten daarbij net op tijd bezwarend materiaal te verstoppen. Na enkele weken in de gevangenis van de Begijnenstraat deporteert de bezetter Pierre naar Buchenwald. Na een jaar vol ontberingen keert hij terug naar België. Het verhaal van zijn arrestatie en ondervraging in de lente van 1944 is gereconstrueerd dankzij Pierres memoires en de herinneringen van zijn zoon René.
Een verrader actief?
Op 15 mei 1944 viert Pierre Coeck de plechtige communie van zijn 11-jarige zoon René. Zijn familie drukt hem op het hart voorzichtig te zijn. De bezetter zit de Witte Brigade namelijk op de hielen. Enkele dagen eerder arresteren Duitse agenten Marcel Louette, de oprichter en nationale commandant van de Witte Brigade. Ook heel wat andere leden zijn al in Duitse handen gevallen, waaronder een aantal collega’s van Pierre bij het politiekorps. Kort voor Louettes arrestatie vertelt hij aan Pierre dat er vermoedelijk een verrader actief is in het politiekorps, maar hij kan niemand met zekerheid aanduiden.
Laatste dag thuis
Op 16 mei, de dag na het communiefeest, brengt Pierre de namiddag thuis door samen met zijn twee kinderen. In de veranda achteraan de woning gaat hij nietsvermoedend aan het werk voor de Witte Brigade. Pierre tekent plannen van Groot-Antwerpen met daarop cruciale locaties, zoals antitankkanalen en fabrieken waar de Duitsers wapens produceren. Maar dan gaat plots de deurbel. Pierres 14-jarige dochter Yvonne opent de voordeur en staat oog in oog met drie mannen. Het zijn leden van de Sipo-SD. Pierre begrijpt meteen dat hij zijn laatste dag thuis heeft meegemaakt, zo schrijft hij in zijn memoires.
Even overweegt hij om te vluchten, maar hij vreest zijn familie zo enkel meer in gevaar te brengen. Pierre besluit de confrontatie met de drie mannen aan te gaan en verlaat de veranda. De plannen kan hij niet meer verstoppen, maar hij geeft wel nog onopgemerkt een teken aan zijn dochter. De drie mannen vragen naar zijn betrokkenheid bij het verzet. Pierre ontkent. Wanneer blijkt dat hij onmiddellijk mee moet, vraagt Pierre of hij nog even naar de veranda mag. De angst slaat hem om het hart als de agenten hem volgen. Op tafel liggen namelijk nog de plannen. Althans, dat denkt hij toch.
Plannen in de wc
Terwijl Pierre vooraan staat met de drie agenten, schieten zijn kinderen meteen in actie. Ze herinneren zich de instructies van hun vader. Meer dan 75 jaar later zit dat moment nog fris in het geheugen van zoon René, die later zelf ook bij de politie in dienst trad. “Ik zei tegen mijn zuster: 'Gooi die papieren in de achtertuin.’ Dat wilde ze niet, ‘want het kan zijn dat ze daar staan te wachten voor het geval we zouden gaan lopen.’ Wij hebben die plannen dan maar in de wc verstopt. Toen mijn vader binnenkwam, schreeuwde hij van het schrikken. De plannen waren allemaal weg. De tafel was leeg, met een tafellaken en een bloempje erop. Dat ze toen geen huiszoeking deden, is ons geluk geweest. Nadien is die wel gebeurd. Maar mijn grootvader had die plannen tegen dan al elders verstopt.”
Het afscheid van zijn huilende kinderen is hartverscheurend. “Ik riep mijn kinderen toe dat ze maar moed moesten hebben”, staat er te lezen in Pierres memoires. “Want dat ik ten koste van alles toch zou terugkomen. ‘Vergeet dat niet en geloof in uw pa.’ Toen werd ik de menotten (handboeien – red.) aangedaan met de handen op de rug.”
Ondervraging
De agenten duwen de geboeide Pierre in een auto. Na een korte rit houdt het gezelschap halt bij het Antwerpse hoofdkwartier van de Sipo-SD aan de Koningin Elisabethlei. Tijdens zijn verhoor komt Pierre oog in oog te staan met Hermann Veit. Binnen de Antwerpse Sipo-SD is Veit verantwoordelijk voor het opsporingswerk naar de Witte Brigade. Hij wil absoluut Pierres geheim nummer bij de Witte Brigade achterhalen, maar die houdt zich van de domme. “Ik vroeg hem wat hij daarmee bedoelde, maar als hij mijn nummer bij de politie bedoelde, dat dit het nummer 686 was.” Veit neemt dit afleidingsmanoeuvres niet in dank af. “De chef nam een bamboestok ter hand waaraan aan het uiteinde een loden bol was bevestigd. Hij kwam ermee naar me toe en begon me te slaan waar hij mij raken kon. Ik hield, niettegenstaande de slagen en pijn, vol dat ik van niets wist.”
Opgehouden mens te zijn
Nog dezelfde avond brengt de Sipo-SD Pierre naar de gevangenis van de Begijnenstraat. Wat hij niet weet, is dat zijn vader en zoon hem intussen komen zoeken. René vertelt daarover later het volgende: “Ik ben daar (de Koningin Elisabethlei – red.) met mijn grootvader naartoe geweest. Het gebouw dat naast het gouvernementsgebouw staat, was het huis van de Gestapo. Wij zijn vanuit het park gaan kijken, want we durfden ons niet vertonen. We wilden mijn vader nog eens zien, maar dat lukte niet meer.”
Pierre blijft uiteindelijk een maand lang in de gevangenis. Hij krijgt er “het Kontonummer 2175 en verder zou van Coeck Pierre geen sprake meer zijn.” Het gevangenisregime valt Pierre zwaar. “Ik was opgehouden mens te zijn”, schrijft hij in zijn naoorlogse geschriften.
Gruwel van de kampen
Vanuit de gevangenis in de Begijnenstraat gaat het uiteindelijk naar het Konzentrationslager van Buchenwald, Duitsland. In de daaropvolgende maanden verblijft Pierre in verschillende subkampen van Buchenwald. Het langst wordt hij vastgehouden in Harzungen, waar men de gevangenen inzet voor de productie van V-wapens. Het kampleven is ongemeen hard. Pierres beschrijvingen tonen de gruwel van de kampen. “Wij hadden honger en geen voedsel en buikloop. Bij velen begon het vlees op sommige plaatsen te rotten. Er was geen verzorging. Pijn en stank van de open wonden waren vaak de enige verdovingsmiddelen.”
Op 4 april 1945 komt er een einde aan Pierres gevangenschap in het kamp van Harzungen. De geallieerden rukken op door Duitsland, waarop de kampleiding besluit om het Lager te ontruimen. Ze dwingen Pierre samen met 2.000 medegevangenen te voet naar een ander kamp te stappen. Deze dodenmars duurt een maand en voert hen door het oosten van Duitsland en een deel van Tsjechië. Uiteindelijk komt Pierre terecht in het kamp van Landeshut (nabij Gross Rosen) in Polen. Hier krijgen de gevangenen op 9 mei 1945 te horen dat ze vrij zijn.