Direct naar inhoud

Hoog contrast

Hoog contrast

“Scheepsherstellers in het verzet waren politieke gevangen die moesten verdwijnen”

Ook tachtig jaar na de bevrijding van Antwerpen komen nog minder bekende oorlogsverhalen naar boven. Zo was er een sterke kern van verzet op de scheepsherstellingswerven in de Antwerpse haven. Verschillende scheepsherstellers stelden verzetsdaden in de haven en daarbuiten. Hun verhaal wordt verteld in een nieuw boek.

In de jaren 80 van de vorige eeuw voert scheepshersteller Michel Moorkens een lang gesprek met Franky Totté. Ook Totté heeft nog gewerkt als scheepshersteller. In die hoedanigheid sluit hij tijdens de Tweede Wereldoorlog aan bij het verzet. Samen met verschillende medestanders wordt hij in 1942 gedeporteerd naar de concentratiekampen. Als een van de weinigen keert Franky Totté levend terug. Zijn verhaal maakt een diepe indruk op Michel Moorkens die het gedurende decennia probeert naar buiten te brengen. Na meer dan veertig jaar slaagt hij daarin. Samen met enkele andere auteurs schrijft hij een Stadskroniek over de verzetsgeschiedenis van de Antwerpse scheepsherstellers.

Twee portretten van mannen

Michel Moorkens (rechts) heeft een uitgebreid interview met Franky Totté, een van de weinige scheepsherstellers die de kampen overleeft. Beide foto's dateren van 1983, het jaar waarin het interview plaatsvindt. © archief Michel Moorkens

Pragmatische aanpak
Na de Duitse inval valt de activiteit op de Antwerpse scheepsherstellingswerven stil. In de haven zijn verschillende bedrijven gevestigd die zich hebben gespecialiseerd in de herstelling van schepen. Begin 1941 wil de Duitse bezetter dat de werven weer opstarten, om ook de Duitse schepen te herstellen. De meeste bedrijfsleiders laten zich niet zonder meer inschakelen in de Duitse oorlogseconomie. "Zij kiezen voor een pragmatische aanpak”, vertelt Michel Moorkens. Ze leggen het Duitse bevel niet zonder meer naast zich neer, maar ze kijken ook weg van de verzetsdaden van werknemers van de werven. Ook geven ze financiële steun aan mensen die moeten onderduiken of aan de gezinnen van opgepakte verzetsmensen. Marianne Gestels, een van de andere auteurs van de Stadskroniek, vult aan: “Met het oog op de bevrijding wil men niet dat de bedrijfsinstallaties worden vernield. Maar men beslist zo weinig en zo slecht mogelijk te produceren voor de Duitsers.”

Op 22 juni 1941 wordt een eerste scheepshersteller opgepakt door de nazi’s. Het is Frans Ost, lid van de Kommunistische Partij van België (KPB) die ook om die reden wordt gearresteerd. Ruim een jaar later sterft hij in Dachau ten gevolge van de folteringen die hij moet ondergaan. Later volgen nog andere collega’s. Vanaf 1942 worden verschillende scheepsherstellers gearresteerd en naar de concentratiekampen gedeporteerd. Alles samen zullen 42 scheepsherstellers de oorlog niet overleven: 2 van hen sterven als soldaat, 2 komen er om in een bombardement, de overige 38 komen om als lid van het verzet.

Gedenkplaatje met de naam van Petrus Frans Ost erop

De struikelsteen voor Frans Ost, de eeste scheepshersteller die door de nazi's wordt opgepakt. © Michel Moorkens

Verboden vakbonden
De scheepsherstellingswerven zijn dus een vruchtbare bodem voor het verzet. Marianne Gestels wijst op de algemene staking in België in 1936 die begon in de Antwerpse haven. “Die geeft aanleiding tot het eerste sociaal overleg binnen de zogenaamde gevaarlijke en ongezonde bedrijven. De dokwerkers bewerkstelligen zo al voor de Tweede Wereldoorlog een 40 urenweek. In eerste instantie hebben de scheepsherstellers nog geen paritair comité, maar na een nieuwe wekenlange staking komt dat er wel. Dat sociaal overleg valt na de Duitse inval weg, de vakbonden worden meteen verboden. En dat valt het zwaarst in de bedrijven die een sterke vakbondsparticipatie kennen zoals de scheepsherstellingswerven.”

Vanuit Wallonië komen het concept van de Syndicale StrijdKomiteiten overgewaaid. Het zijn clandestiene vakbonden die door de bezetter verboden zijn. Ook bij het scheepsherstellingsbedrijf Mercantile wordt eind 1941 zo’n comité opgericht. De leden ervan geven onder meer een sluikblad uit en stellen daden van economische sabotage. Heel lang blijven de verzetsdaden niet onopgemerkt. In 1942 worden verschillende leden van het Syndicaal StrijdKomiteit opgepakt. Ook in andere scheepsherstellingsbedrijven zijn er verzetsgroepen, en ook daar worden mensen aangehouden. Zestien onder hen zullen niet levend terugkeren. Na deze eerste grote golf van arrestaties, blijft er nog wel verzet op de werven, maar sluiten verschillende scheepsherstellers ook aan bij verzetsorganisaties zoals de Witte Brigade, het Onafhankelijkheidsfront, het Geheim Leger en de Nationale Koninklijke Beweging (NKB). 

Bij de bevrijding van de Antwerpse haven spelen scheepsherstellers ook hun rol. De nazi’s willen de haven vernietigen, maar het verzet kan dat verhinderen, in opdracht van de Belgische regering in Londen. De haven heeft immers een belangrijke militaire rol te spelen bij de bevrijding, maar moet nadien ook bijdragen tot de heropstart van de economie. “In gaten in de kaaimuren stoppen Duitse militairen springstof”, schetst Michel Moorkens. “Maar scheepsherstellers, dokwerkers en stadsambtenaren die daar aan het werk zijn, halen de explosieven er weer uit. Zo heeft men die vernietiging tegengehouden.”

Politieke gevangenen
De scheepsherstellers die in 1942 worden opgepakt, zijn Nacht und Nebel-gevangenen. De bezetter beschouwt hen als mensen die niet meer bestaan, die men ‘bij nacht en nevel’ kan laten verdwijnen. “Franky Totté is bij de verzetslieden die in 1942 worden opgepakt”, vertelt Michel Moorkens. “In Breendonk hoort hij het gekrijs en geroep vanuit de folterkamer. In november 1942 wordt Franky samen met andere scheepsherstellers gedeporteerd naar Mauthausen.” 

“Voor de Duitsers zijn zij politieke gevangenen”, zegt Marianne Gestels. “Men heeft tegen hen geen concrete bewijzen, buiten hun lidmaatschap van het Syndicaal StrijdKomiteit en misschien het feit dat ze een pamflet hebben uitgedeeld. Toch zullen 16 van de 18 scheepsherstellers die afgevoerd zijn naar Mauthausen daar sterven, meestal in het bijkamp Gusen I, bekend van het onmenselijke werk in de steengroeven. De 14 collega’s die tussen eind 1943 en juni 1944 worden opgepakt, komen in andere kampen in Duitsland terecht. Ze sterven daar of in een van de verschrikkelijke dodenmarsen door de nazi’s georganiseerd op het einde van de oorlog. Sommigen laten het leven midden in de winter en totaal uitgehongerd tijdens een tocht door de Tsjechische bergen.”

Zwart-witfoto van man in gevangenenplunje

Franky Totté bij zijn thuiskomst begin juni 1945. Zijn lichaam is opgezwollen, het houdt vocht op na hartfalen. © familie Totté

Trauma
De weinige teruggekeerde scheepsherstellers gaan op een verschillende manier om met het trauma van de kampen. “Iemand als Franky Totté wilde erover vertellen”, zegt Marianne Gestels. “Al vertelde zijn dochter me dat hij dat pas een hele tijd na de oorlog is beginnen te doen. Voordien heeft haar willen sparen. Maar uiteindelijk leert ze zijn verhaal kennen, neemt hij haar ook mee naar de kampen in Duitsland. Twee overgrootvaders en een grootvader van Anouk Focquier zijn naar de kampen gevoerd. Enkel haar opa Victor Focquier is teruggekeerd. Anouk heeft me verteld dat ze als kind met hem naar de dierentuin is gegaan. Een onverwacht hard geluid heeft de man daar volledig van de wijs gebracht, zo sterk was hij getraumatiseerd.”

“Een brief van Victor Focquier is me erg bijgebleven”, gaat Marianne Gestels verder. “Hij zit als 17-jarige opgesloten in de Begijnenstraat. ‘Maak je om mij geen zorgen’, schrijft hij naar zijn moeder, ‘maar vergeet jij je pilletjes niet te nemen.’ Ook later blijft hij brieven schrijven waarin hij zijn bezorgdheid om zijn moeder uit en haar probeert gerust te stellen. Hoe verschillende scheepsherstellers brieven uit de kampen kunnen smokkelen, kan je in de Stadskroniek lezen.”

“Een verhaal dat mij heel erg is bijgebleven, speelt zich af in Kamp Vught in Nederland”, vertelt Michel Moorkens. Onder meer Victor Foquier en Jos Vermaesen, leider van het Syndicaal StrijdKomiteit bij Mercantile, moeten daar in november 1943 naartoe. “Ondanks de verschrikkingen van de SS blijven ze daar syndicale vergaderingen organiseren en sabotageacties ondernemen. Bovendien zijn ze veel beter op de hoogte van de gebeurtenissen in België dan de Duitsers. In de blikken met confituur die ze van familie ontvangen, zitten immers boodschappen van het verzet.”

 

Lees meer over de Stadskroniek Scheepsherstellers tijdens WO II. Een vergeten verzetsstrijd.

 

Cookies opgeslagen