Op de begraafplaats Schoonselhof vinden we de grafstenen van heel verschillende personen die tijdens de Tweede Wereldoorlog om het leven kwamen. Er is het graf van voormalig schepen van de stad Antwerpen Eric Sasse, vermoord door Vlaamse collaborateurs. En wat verder ligt August Schollen begraven. Die was lid van de SS, de nationaalsocialistische partijmilitie. Toch hebben deze twee grafmonumenten, hoe verschillend ook, met elkaar te maken.
Vrijdag 4 december 1942 is een zonnige en koude late herfstdag, om halfzeven ’s avonds is het al behoorlijk donker. In het nieuwe stafkwartier van de Germaansche SS-Vlaanderen (GSSV) in de Van Orleystraat in Brussel is net een vergadering geëindigd. SS-Untersturmführer August Schollen gaat naar de tramhalte om naar het Noordstation te rijden en daar de trein naar Antwerpen te nemen. Thuis wacht zijn jonge vrouw, die in verwachting is van een tweede kind. Het is donker op straat, door de verplichte lichtafscherming. In de duisternis is hij bijna niet zichtbaar wanneer hij in zijn lange zwarte uniformjas aan de tramhalte wacht. Plots klinken uit de buurt schoten. Schollen zakt dodelijk getroffen neer zonder dat hij zich kan verweren. Een Duitse militair ziet twee personen weglopen tussen de bomen in de Galileestraat. Ze springen in een auto en verdwijnen in de nacht. Schollen wordt door de Feldgendarmerie overgebracht naar het militair hospitaal in Elsene, waar hij overlijdt.
Een militant leven
De daders van de aanslag, leden van de Gewapende Partizanen, hebben niet zomaar een SS’er neergeschoten. August Schollen heeft er ondanks zijn jonge leeftijd al een bewogen leven op zitten. Hij wordt geboren in het Zeeuwse stadje Middelburg op 11 september 1916. Over zijn jeugd in het interbellum is weinig bekend. Hij is actief in de jongerenafdeling van het Verdinaso, de rechts-autoritaire beweging van Joris Van Severen. Later sluit hij zich aan bij het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV), de rechtse Vlaams-nationalistische partij. Schollen werkt als bediende en huwt met Yvonne Van Etteryck. In de loop van de oorlog worden twee dochters geboren, maar de jongste zal hij nooit zien. In het perscommuniqué van de GSSV naar aanleiding van de dood van Schollen wordt hij “een voorbeeldig familievader” genoemd.
Tijdens de bezetting treedt Schollen al vroeg toe tot de Algemeene SS-Vlaanderen, die later tot de 1ste Standaard van de GSSV wordt omgevormd. De GSSV groeit samen met de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap (DeVlag) uit tot de concurrent van het VNV in de collaboratie met de bezettende overheid. In de loop van 1942 is hij plaatsvervangend leider van de SS in de stad Antwerpen, kennelijk tot tevredenheid van zijn oversten. Hij is er onder meer betrokken bij de vervolging van Joden. Enkele dagen voor zijn dood wordt hij benoemd tot stormbanleider, dus chef van de SS, voor West-Vlaanderen.
Honderdvoudige wraak
De GSSV grijpt de dood van Schollen aan om een eigen heldenverering in gang te zetten. Op 8 december organiseert zij een rouwhulde in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, in aanwezigheid van Duitse en Vlaamse hoogwaardigheidsbekleders. Na de plechtigheid wordt de lijkkist naar Antwerpen gebracht. Op 9 december vindt de eigenlijke begrafenisplechtigheid plaats op de begraafplaats Schoonselhof, waar SS-Obersturmführer Jef François, leider van de SS in Vlaanderen, “een bondige en soldateske lijkrede” houdt. Hij zweert daarbij dat Schollens dood “door ons honderdvoudig zal gewroken worden.” Daarop zingt het aanwezige SS-koor Ik had een wapenbroeder en het Trouwlied en wordt de kist in de groeve neergelaten. Na de begrafenis blijft een erewacht aan het graf een dodenwake houden.
Onthulling grafsteen
Kort na de begrafenis zet de GSSV de eerste stappen voor de oprichting van een graf voor August Schollen. De Duitse Feldkommandantur sluit zich hierbij aan en VNV-schepen van Groot-Antwerpen Albert Vallaeys geeft op 29 april 1943 de toelating om “een arduinen grafteeken op te richten op de grafstede van wijlen Schollen, August”. Op de grafsteen, die eruitziet als een ruwe rotssteen, worden de nationaalsocialistische swastika, dienstgraad, naam, runen met de geboorte- en overlijdensdata van Schollen en de leuzen “Hij viel voor Führer en Rijk. Zijn eer was trouw!” aangebracht.
Op zondag 12 september 1943 wordt de grafsteen plechtig onthuld, in aanwezigheid van de weduwe en de familie van August Schollen. Jef François houdt een toespraak over de rol van de SS en van Schollen in en voor Vlaanderen. Daarna draagt hij de zorg voor het graf over aan de 2de SS-storm van Antwerpen.
De wraak wordt voltrokken
Na Schollens dood volgen er inderdaad wraakacties. In het concentratiekamp van Breendonk worden tien gevangenen als vergelding geëxecuteerd. Wanneer op 2 februari 1943 het verzet een bomaanslag pleegt op het huis van de weduwe van Schollen, schreeuwen zijn SS-kameraden om vergelding. In de late avond van 8 februari gaan Antwerpse SS’ers uit de kring van SS-kopstuk Robert Verbelen tot de actie over. Doelwit is Eric Sasse, een sympathisant van het verzet. Hij is reder, voormalig liberaal gemeenteraadslid en schepen, consul van Finland en vooraanstaand vrijmetselaar. Dat laatste is een motief: de nazi’s zijn vijanden van de vrijmetselarij. Een zestal SS’ers in burgerkleding belt even voor halftien aan bij de woning van Sasse in de Jan Van Rijswijcklaan. Zij dringen binnen en leiden Sasse naar de eerste verdieping. Daar klinken enkele schoten, waarna de SS’ers het hazenpad kiezen. Een arts die naar de plaats van de misdaad wordt ontboden, kan slechts de dood van Sasse vaststellen.
Eerbetoon voor Sasse
Antwerpen reageert geschokt op de moord op de voormalige schepen. Op 12 februari 1943 wordt Sasse “te midden eener groote menigte” begraven. Aan het graf drukt burgemeester Leo Delwaide zijn verontwaardiging uit “over dezen schandelijken moord”. Er wordt nauwelijks onderzoek verricht naar de daders en de reden van de misdaad. Het Belgische gerecht mag niets ondernemen en de Duitse politie wil het niet. Pas na de oorlog komt het tot de vervolging en veroordeling van een aantal Antwerpse SS’ers voor de moord op Sasse.
Er wordt wel een grafmonument opgericht: een tombe met sobere vrijmetselaarssymboliek. Na de oorlog wordt Eric Sasse geregeld herdacht en gehuldigd door allerlei instanties en organisaties. Zo brengen “De vrienden van wijlen Eric Sasse” op zondag 8 februari 1948, vijf jaar na de tragische gebeurtenissen, “hulde aan de nagedachtenis van de schepen van Antwerpen” met een plechtigheid op het Schoonselhof en een academische zitting in de zaal van het Koninklijk Kunstverbond in de Arenbergstraat.
Storende opschriften
Terwijl Eric Sasse tijdens en na de bezetting alom wordt geëerd, is August Schollen een ander lot beschoren. Al op 21 april 1945 stuurt Louis Clerckx, gouverneur a.i. van de provincie Antwerpen, een brief aan het gemeentebestuur van Antwerpen over de aanwezigheid van onvaderlandse teksten en beeltenissen op de grafzerken op de begraafplaats Schoonselhof. Burgemeester Camille Huysmans antwoordt hem een week later dat “de storende opschriften en zinnebeelden, door de Standarte der Germaansche SS in Vlaanderen aangebracht op het grafmonument van wijlen Untersturmführer Schollen […] intusschen [werden] verwijderd”. Alleen het opschrift “August Schollen 11-9-1916 / 4-12-1942” blijft behouden. De swastika, de runentekens van geboorte en dood, de SS-graad en -slogans worden weggehaald. Daardoor wordt de grafsteen kleiner en onherkenbaar als monument voor een gevallen collaborateur. Hij blijft wel behouden als graf voor Schollen. Kennelijk wil de overheid in volle repressietijd niet dat er nog veel aandacht aan wordt besteed. In 1996 wordt Schollens weduwe Yvonne Van Etteryck bijgezet in de grafconcessie.
De grafstenen van Sasse en Schollen liggen minder dan tweehonderd meter van elkaar, slechts verbonden door de geschiedenis van twee oorlogsmoorden. Mensenhanden en driekwart eeuw van wisselende weersomstandigheden hebben beide grafmonumenten haast onherkenbaar gemaakt. Toch vormen ze een stukje van de geschiedenis van Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog.