Filosoof Leopold Flam (1912-1995) documenteerde zijn onwaarschijnlijke leven in uitgebreide en zeer persoonlijke dagboeken. Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke brengen een selectie fragmenten samen in een nieuw boek, waarin ook brieven van Flam en zijn echtgenote Julia Isbutsky te lezen zijn. Als kind van ongeletterde Joodse migranten groeide hij op in Antwerpen in grote armoede. Na zijn arrestatie als verzetsman werd hij gedeporteerd naar Buchenwald. Hij overleefde de kampen en werd onder meer professor filosofie aan de VUB.
Wat zegt de titel van het boek, Ik zal alles verdragen, ook mezelf, over de figuur Leopold Flam?
Kristien Hemmerechts: “Leopold Flam was heel erg bezig met zelfonderzoek. Zijn dagboeken vertellen niet alleen wat er gebeurd is, maar zijn ook een manier om een ethische weg uit te stippelen. Hij zegt vaak: 'Ik wil een mens zijn'. Natuurlijk is hij een mens, maar daarmee bedoelt hij een menselijke mens. Ik zal alles verdragen, ook mezelf is een soort taak die hij zichzelf oplegt. Daarin zit tegelijk ook heel veel zelfkennis omdat hij beseft dat hij niet altijd de gemakkelijkste mens is.”
Guido Van Wambeke: “Belangrijk is dat het citaat stamt uit 1956-57, een latere periode in zijn leven. Hij heeft dan al heel veel meegemaakt en letterlijk moeten verdragen. Het zijn extreme situaties: oorlog, opsluiting in Dossin, deportatie. Hij heeft veel moeten verdragen en zegt dat hij het ook zál verdragen, en dus ook zichzelf.”
Kristien Hemmerechts: “Angst lijkt me zijn grondgevoel te zijn, gekoppeld aan de moed en de wil om hem meester te blijven. Hij wil die beheersen. Er zijn passages waarin de angst doorbreekt, waarin hij zelfs bang wordt van de muren en de kast in zijn kamer. Al voor de oorlog is hij bang gevolgd te worden, kijkt hij thuis onder zijn bed. Desondanks doet hij tijdens de oorlog ontzettend dappere dingen. Hij neemt de trein, wat hij als Jood helemaal niet mag. Hij gaat naar concerten, wat ook al niet mag, hij helpt mensen. Eigenlijk is hij heel moedig, maar die angst is er wel en die probeert hij te overwinnen en te controleren.”
Wat doet Leopold Flam tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Guido Van Wambeke: “Hij zoekt onderdak voor Joodse kinderen en volwassenen, en geld om hen eten te geven. Verder is hij heel actief bij het verzetsblad De Vrije Gedachte.”
Kristien Hemmerechts: “Bij zijn tweede arrestatie heeft hij het meest recente exemplaar van De Vrije Gedachte bij zich. Heel interessant is dat je in het dagboek leest dat hij dag en nacht in het getouw is om onderduikadressen te vinden of kinderen weg te brengen. Hij voelt zich erg verantwoordelijk.”
Waarvan wordt hij beschuldigd bij zijn arrestatie?
Kristien Hemmerechts: “De eerste keer wordt hij herkend door Icek Glogowksi, bijgenaamd ‘le gros Jacques’, een Poolse Jood die samenwerkt met de nazi's. Dat moet een heel griezelige figuur geweest zijn. Op een hoek ergens in Brussel ziet hij Flam. Die kan niet weglopen, want is helemaal verstijfd van angst. Na die arrestatie als Jood in mei 1943 belandt hij in de Dossinkazerne. Hij mag na vijf maanden Dossin verlaten. Hij wordt uiteindelijk vrijgelaten, dat is een ingewikkelde geschiedenis die we in het boek hebben proberen te reconstrueren.”
“Zijn vrouw Julia Isbutsky draagt net als hij geen Davidster. Vanuit de Dossinkazerne maant hij haar aan om veel meer thuis te blijven. Hij hoort er van anderen dat ze haar ergens hebben ontmoet. Straf hé. Zij was totaal niet bang, zo lijkt. En hij ook niet.”
“De tweede keer wordt hij gearresteerd als verzetsman op 15 maart 1944. Waar vandaag het Antwerpse provinciehuis staat, huist in die tijd de Sipo-SD (Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst, de politie van de SS – red.). Wie wordt gearresteerd, wordt daar eerst hardhandig ondervraagd. Van daar gaat Leopold Flam na twee weken naar de Begijnenstraat. Uiteindelijk wordt hij in Antwerpen-Oost op transport gezet naar Buchenwald. Hij beschrijft hoe hij bij zijn deportatie door de raampjes van de trein een buurt ziet die hij heel goed kent.”
Wat gebeurt er nadat hij in mei 1944 in Buchenwald terechtkomt?
Guido Van Wambeke: “Zonder dat ze het van elkaar weten, komt Leopold Flam in Buchenwald aan met hetzelfde transport als zijn broer. Die is ook opgepakt als verzetsstrijder. Al snel wordt Leopold Flam overgeplaatst naar het werkkamp van Hadmersleben. Daar blijft hij tot hij in mei 1945 vrijkomt.”
Kristien Hemmerechts: “Antwerpen is al bijna negen maanden vrij als hij terugkeert. De sfeer is helemaal anders. Dat zorgt voor een conflict tussen Flam en zijn vrouw. Zij heeft al negen maanden de vrijheid van het bevrijde België geproefd. Hij vindt haar plots veel te mondain.”
Guido Van Wambeke: “Hun werelden liggen op dat moment heel ver uit elkaar.”
De dagboekfragmenten uit 1946 lijken een soort teleurstelling uit te stralen. Teleurstelling omwille van de manier waarop men hier met de oorlog omgaat, misschien wel de collaboratie voor een stuk vergoelijkt.
Guido Van Wambeke: “Zijn grote ontgoocheling ligt in eerste instantie in Julia. Hij heeft gehoopt op de grote verzoening en die is er niet gekomen.”
Kristien Hemmerechts: “Hij raakt ontgoocheld in het communisme. Hij krijgt binnen de kortste keren ruzie met de redactie van een Joods blad. Hij schrijft: 'Iedereen dacht dat na de Tweede Wereldoorlog een nieuwe tijd ging aanbreken, en wat stelt men vast: niets nieuws. De crisis van 1939 gaat nu voort, intenser dan toen, dreigender. Velen spreken van een Derde Wereldoorlog. Welnu, ik kan het niet aanvaarden.' Hij is heel erg ontgoocheld. Later blijkt een aantal collega's van hem oud-collaborateurs te zijn. Je zou hopen op een soort happy end. Nee, dat is niet zo.”
Guido Van Wambeke: “Zijn grootste trauma’s dateren uit zijn jeugd toen er al ontzettend erge zaken gebeurd zijn. In Polen sterven twee broertjes van hem terwijl zijn ouders aan het leuren zijn. Ook de extreme armoede waarin hij opgroeit heeft hem getekend. Hij schrijft dat hij in het kamp het gevoel heeft boete te doen. Voor de manier waarop hij zijn ouders behandeld heeft, bijvoorbeeld. Psychologisch klopt dat voor hem.”
Al in 1930 omschrijft hij een voorval van Jodenhaat. Heeft die haat hem in de jaren 30 beïnvloed?
Kristien Hemmerechts: “Dat is heel wisselend. Er zijn passages waarin hij zegt trots te zijn dat hij Jood is. In andere passages, vooral na de oorlog, lijkt hij te geloven dat er iets mis is met de Joden. Dat hij dat idee bijna verinnerlijkt heeft, vind ik zo pijnlijk.”
Guido Van Wambeke: “Tijdens de oorlog spreekt hij over 'mijn volk'. In een brief schrijft hij aan zijn vrouw dat hun zoon zich vooral Joods moet voelen.”
Kristien Hemmerechts: “Na een aanvaring in 1931 met twee geheime agenten die zich anti-Joods uitlaten, schrijft hij: ‘Ik ging van hen als geknakt, als gebroken weg – het hoofd draaide me, ik voelde me onwel. Ik schold me voortdurend voor een lafaard uit. Toen wilde ik neerknielen op de grond onder mij, de vermoeide en zwoegende aarde kussen, en haar om vergiffenis smeken dat ik haar met mijn vuil leven bevlek.’”
Guido Van Wambeke: “Dat zijn zo’n huiveringwekkende zinnen, zo pijnlijk.”
Kristien Hemmerechts: “In die periode is hij er trots op Jood te zijn. Maar hij is ook boos. Hij is zo arm en je hebt dan al die rijke Joden. Hij wil daar niets mee te doen hebben.”
Guido Van Wambeke: “Daarom neemt hij er ook afstand van. Die Joodse gemeenschap is een minderheidsgroep, maar als bedelaarskind behoort hij daarbinnen nog eens tot een marginale groep.”
Kristien Hemmerechts: “Maar het meest pijnlijke is voor mij de periode na de oorlog. Omdat je wat naïef denkt dat de wereld toch haar lessen zal hebben geleerd. Maar dat is niet zo. Na enkele jaren komen de zwarten (collaborateurs - red.) vrij en dan merkt hij dat zijn collega op het atheneum roddelt over hem als Jood. Zijn reputatie als communist speelt hem ook parten.”
Jullie zijn heel intensief bezig geweest met de figuur van Leopold Flam. Welk beeld van hem blijft bij jullie meest hangen?
Guido Van Wambeke: “Dat het een ongelofelijk boeiende en fascinerende figuur is die een spectaculair parcours heeft afgelegd. Het kind van analfabete leurders klimt op tot een sociale positie waarin hij uiteindelijk prof filosofie wordt aan de VUB. Wat onderweg gebeurd is, is allemaal even boeiend en spectaculair.”
Kristien Hemmerechts: “Hij groeit letterlijk op in de duisternis van een vuile kelder. Je moet je dat proberen voor te stellen. Je ouders kunnen lezen noch schrijven en jij neemt je voor dat je wil lezen, filosofie studeren. Dat is letterlijk de weg uit de duisternis naar het licht van de rede, waarbij je die extreme armoede moet overwinnen, de Holocaust moet passeren, twee periodes van gevangenschap meemaakt.”
“Guido en ik hebben er dikwijls over gediscussieerd en we zijn het niet helemaal eens, maar ik vind Leopold Flam een ongelofelijk schone mens. Hij heeft kanten die niet zo fraai zijn, maar die heeft elke mens. En je moet beseffen dat hij dingen aan een dagboek toevertrouwt die hij niet luidop zou zeggen. Dat is voor mij net de rijkdom van die dagboeken: je kijkt in een hart en ziel zoals je dat zelden of nooit kan doen. Ik ben van die man gaan houden, wat absurd is, want ik ken hem niet. Ik denk dat het een goed, goed mens was.”
Op zondag 7 mei vertellen Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke het verhaal van Leopold Flam tijdens Open Huizen. Dat doen ze in de ouderlijke woning van Julia Isbutsky aan de Arendstraat 45 in Antwerpen.
Ik zal alles verdagen, ook mezelf, samengesteld door Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke, uitgegeven door De Geus