Direct naar inhoud

Hoog contrast

Hoog contrast

Verzet & collaboratie Verzet & collaboratie
Bevrijding leden van de Witte Brigade
Gevangenis Begijnenstraat
06 /06 Verzet & collaboratie

Uiteenlopende reacties op de bezetting

‘Verzet’ en ‘collaboratie’, de verzameltermen voor de meest extreme reacties op de Duitse bezetting, zijn tot op vandaag heel beladen en gevoelige thema’s.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog steunt slechts een beperkt aantal mensen heel bewust de politiek van het nazisme en het Derde Rijk. En ook aan de andere kant kiest maar een minderheid voluit voor de ondergrondse strijd tegen datzelfde regime. Bovendien zijn de motivaties voor de ene of andere keuze vaak heel verschillend en veranderen ze soms nog tijdens de oorlog.

De meeste mensen zitten daar ergens tussenin: zij passen zich aan en willen vooral overleven.

Verzet en collaboratie (voor ondertiteling: klik op settings in de video)

Foto links: Een naoorlogse herdenkingsplechtigheid georganiseerd door Geheim Leger, sectie Deurne
Foto rechts: Vlaamse SS’ers brengen de Hitlergroet in Antwerpen

Verzet

Niet iedereen die een afkeer heeft van het bezettingsregime en de collaboratie, onderneemt actie. Er is heel wat moed voor nodig en het risico op repressie is groot. Eind 1940, begin 1941, is het verzet nog maar een zaak van enkelingen. Vanaf 1942 stijgt ook buiten de grote steden het aantal verzetskernen. Naar schatting zijn er in de weken en maanden voor de bevrijding zo’n 150.000 Belgische verzetsmensen actief. Circa 15.000 zullen de oorlog niet overleven. 

Of mensen een engagement opnemen, hangt van verschillende factoren af. Dat kan een ideologische overtuiging zijn die iemand aanhangt: het antifascisme, een anti-Duitse of pro-geallieerde houding, uitgesproken Belgisch patriottisme, koningsgezindheid, communisme, de strijd voor vrijheid en democratie, enz. Maar een overtuiging alleen is niet genoeg. De informele netwerken van collega’s, familie, buren, vrienden,… van voor de oorlog spelen vaak een even grote rol.     

De grote verzetsbewegingen in Antwerpen
De belangrijkste verzetsbewegingen in het Antwerpse zijn het Belgisch Legioen, vanaf juni 1944 beter bekend als het Geheim Leger (GL), de Nationale Koningsgezinde Beweging (NKB), het Onafhankelijkheidsfront (OF) en de Witte Brigade-Fidelio (WB-F).

 

Deze verzetsbewegingen komen tijdens de oorlog met vallen en opstaan tot ontwikkeling, want de Duitse repressie is genadeloos. De eerste twee Belgisch patriottische organisaties rekruteren voornamelijk oud-militairen en leden van de Franstalige middenklasse. De NKB is daarnaast ook uitgesproken koningsgezind en dus leopoldistisch. Het OF rekruteert in heel andere milieus. De organisatie komt er onder impuls van de communisten maar streeft ook een breed volksfront na dat alle antifascistische krachten over de partijgrenzen heen moet bundelen. Voor gewapende verzetsacties rekent de communistische partij wel op eigen militanten. Zij vormen de ‘Gewapende Partizanen’.

De WB-F, opgericht in liberale middens onder leiding van atheneum-leraar Marcel Louett, is de enige groepering die in Antwerpen ontstaat. Hun oorspronkelijke naam, de Witte Brigade, breidt uit met de naam Fidelio, naar de schuilnaam van Louette. De organisatie hoopt zo na de oorlog niet verward te worden met de populaire term ‘Witte Brigade’ als synoniem voor het meer algemene verzet. Deze brigade die start met een klein verzetskrantje en enkele collega’s evolueert naar een breed gedragen verzetsorganisatie die aan sabotage doet, inlichtingen verzamelt, hulp biedt bij het onderduiken en lijsten met ‘zwarten’ (collaborateurs) opstelt.

Deze verzetsbewegingen zijn echter zo geheim dat sommige leden niet altijd weten tot welke cel van organisatie ze behoren. Vele van de verzetsmensen hebben maar met één of maximum twee collega’s contact. Zo vermijden ze dat repressie of verklikkingen hele organisaties kunnen wegvegen.

 

Man zit op een stoel aan de micro met 2 personen voor zich

Naoorlogse hulde voor het verzet, op de stoel aan de micro zit Marcel Louette (alias Fidelio).

Papieren verzet: de sluikpers

Het verzet of de ‘weerstand’ heeft één heel duidelijke regel: laat zo weinig mogelijk sporen na. Hierop geldt één uitzondering: de sluikpers. Hier zijn de vele bewaarde sluikblaadjes en clandestiene kranten getuige van. Antwerpen groeit tijdens WOII uit tot het centrum van de sluikpers in Vlaanderen.

Eén van die publicaties is Le Clan d’Estin. De teksten, geschreven in liberale kringen, geven een boodschap van optimisme en geloof in de toekomst. Jean Sasse, zoon van de liberale schepen Eric Sasse, houdt mee de pen vast. In de boekenwinkel van Fernand Rahier drukken ze het krantje in alle geheim af. De editie van 20 november 1940 getuigt onder andere van patriottische acties op de begraafplaats Schoonselhof. In april 1941verschijnt de laatste editie na enkele arrestaties. 

Inlichtingen verzamelen
Eén van de gearresteerden is Fernand Rahier zelf, maar niet omwille van zijn schrijfwerk. Hij verleent ook medewerking aan de inlichtingendienst ‘William’, onder leiding van Emmanuel Hobben. Deze inlichtingendienst probeert, net zoals de andere Antwerpse inlichtingendienst ‘Alex’, die deel uitmaakt van het grotere netwerk ‘Tégal’, inlichtingen tot bij de geallieerde diensten in Londen te krijgen per radio of smokkel. De dienst ‘Alex’ bestaat voornamelijk uit oud-officieren en focust op militaire inlichtingen. Zij slagen er zelfs in plannen te stelen van het gekende Luftwaffe-vliegtuig: de Focke-Wulf 190. De bezetter rolt het netwerk ‘Alex’ echter op en executeert enkele hoofdrolspelers.

Document

Le Clan D’Estin over de patriottische manifestaties op he Schoonselhof  - © CegeSoma/Rijksarchief, The Belgian War Press

Gewapend verzet

Hoewel de meeste verzetsbewegingen in de provincie Antwerpen niet meteen geweld gebruiken, plegen wanneer nodig. Ze viseren het personeel en de gebouwen van de bezettingsmacht en collaborerende groeperingen.

Vooral het Belgische Partizanenleger, de gewapende arm van de communistische partij, laat zich gelden. Zo plant de groep Heymans, genoemd naar Gustaaf Heymans, begin 1943 een bomaanslag op het DeVlag-lokaal aan de Van Eycklei. De aanslag wordt echter verijdeld en bommenlegger Franciscus Palinkx valt in Duitse handen. Al snel blijkt dat het niet zijn eerste wapenfeit is. Hij pleegde ook al een aanslag op een collaborateur, bestookte een Duits oefenveld met granaten en werd opgepakt tijdens een poging tot aanslag op een Duitse militaire garage. Deze keer lukt het hem niet om te ontsnappen uit de gevangenis in de Begijnenstraat en op 8 juni 1943 verschijnt Palinkx voor het vuurpeloton in Antwerpen. En niet veel later hangt de bezetter de groep partizanen rond Heymans op in het kamp van Vught in Nederland.  

Sabotage
En ook in de Antwerpse haven, van groot economisch en militair belang voor de bezetter, komen clandestiene activiteiten tot ontwikkeling. Dokwerkers, bemanning van sleepboten, scheepsherstellers,… uit bedrijven zoals Béliard en Mercantile, die onder Duits militair beheer komen, organiseren zich in illegale ‘Syndicale Strijd Comités’. Ze spreken af om waar mogelijk de productie van de bezetter te saboteren. Maar opnieuw is de repressie genadeloos. In maart en juli 1942 arresteren Duitse agenten onder meer Frans en Albert Adriaenssens, Jaak Pluym, Henri Hazen, Jan Van Herck, Jozef Pir, Pierre Wellekens, Petrus Vande Velde en Jozef Doms, allemaal werkzaam bij Mercantile. Vaak komen de mannen via Breendonk terecht in de kampen waar zij het leven laten.

Begrafenisstoet, mensen lopen achter de kist

Druk bijgewoonde begrafenis van weerstanders na de oorlog

Hulp bij het onderduiken

Velen ondernemen ook acties en diensten die minder rechtstreeks tegen de bezetter en zijn helpers gericht zijn. Denk maar aan zij die  bijvoorbeeld neergestorte geallieerde piloten of Joodse mensen helpen die in de clandestiniteit verzeild raken.

Zo helpt de dienst Socrates vanaf 1943 werkweigeraars en andere onderduikers. Na de invoering van de verplichte tewerkstelling in de herfst van 1942 beslissen veel mensen onder te duiken. Zij hebben vanaf dan geen inkomen meer en wonen op een illegale verblijfplaats. Hierdoor riskeren ook hun familieleden sancties. Voor deze onderduikers is steun dus onontbeerlijk. De dienst Socrates komt er op initiatief van de regering in Londen, maar de werking ent zich op de verzetsorganisaties.

Eén van de sterke mannen in het Antwerpse is de substituut van de procureur des Konings, Dirk Sevens. Hij verleent ook actief hulp aan Joden. Net in de maand voor de bevrijding van Antwerpen komt de bezetter deze jonge magistraat op het spoor. Via het Sipo-SD-hoofdkwartier komt Sevens in het Fort van Breendonk terecht. Tijdens de ondervraging martelen de Duitsers Sevens zo zwaar dat hij bij zijn aankomst in Breendonk bijna niet meer te herkennen is. Toch wordt hij er nog verplicht tot zware arbeid. Op 9 augustus 1944 bezwijkt Sevens na klappen van één van de kampbewakers. Tegenover het bureau van de procureur des Konings in het oude gerechtsgebouw aan de Britselei, eert een buste nog altijd zijn verzet.

Organogram met foto's

Het Geheim Leger, afdeling Berchem, eert Dirk Sevens

Jeugdige acties

Het groepje Antwerpse jongeren van boksclub ‘Belgische Rekruten Boksers’organiseert zich eerder spontaan, los van de grote clanestiene organisaties. Ze gebruiken de BRB als schuilnaam voor hun clandestiene ‘Belgisch Revolutionaire Beweging’. Eind januari 1942 plannen ze diverse acties op één dag. Ze viseren een DeVlag gebouw in Deurne en vernielen het raam van het VNV-lokaal aan de Frankrijklei. Maar een lokale agent krijgt hen te pakken en meldt de feiten bij de Duitse bezetter. Al snel blijkt dat de jonge snaken nog andere dingen op hun kerfstok hebben en 22 van hen worden gearresteerd. 9 overlijden in de kampen. De anderen keren na de oorlog terug naar Antwerpen.   

Plek van herinnering
Wat velen niet weten is dat op de D’Herbouvillekaai, in hangar 9A en op het militair domein van Maria-ter-Heide in Brasschaat, de Antwerpse ‘Feldkommandantur 520’ de executies uitvoert van ter-dood-veroordeelden. Historici schatten het aantal op zo’n 130.

Tekening van een gebouw

De Antwerpse executieplaats, de schietbaan aan de D’Herbouvillekaai - © Héros et Martyrs 1940-45 les fusillés, Brussel, 1945, p. 249

Collaboratie

Collaborateurs werken actief mee met en dienen bewust de belangen van de Duitse bezetter. Historici schatten het totale aantal collaborateurs in België op ongeveer 100.000, een kleine minderheid dus. Want niet iedereen die de Nieuwe Orde gunstig gezind is of een bepaalde sympathie koestert, werkt daarom ook proactief met de bezetter mee.

Ook de collaboratie kent veel gezichten en gradaties. En ook hier zijn de achterliggende motieven heel verschillend. Sommigen doen het uit een persoonlijke ambitie of politieke aspiraties, een ideologische overtuiging, uit avonturisme, idealisme of winstbejag. Het strafwetboek maakt een hoofdonderscheid tussen vier vormen: verklikking, economische, politieke en militaire collaboratie.

Machtsvertoon op straat
Zowel de grootste collaborerende politieke partij, het ‘Vlaams Nationaal Verbond’ (VNV), als andere groeperingen zoals de Groot-Duitse ‘Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap’ (DeVlag) en SS-Vlaanderen staan sterk in Antwerpen. Eén van de boegbeelden van de anti-Belgische collaboratie is de in Merksem wonende August Borms.

De collaborerende groeperingen marcheren regelmatig en met veel machtsvertoon door de belangrijkste straten van de Scheldestad. Ze zwaaien met vlaggen, brengen de Hitlergroet, houden toespraken en lopen in uniform, strak in het gelid. De vele bewaarde propagandabeelden tonen hoe deze optochten, zeker tijdens de eerste oorlogsjaren, heel wat medestanders en toeschouwers op de been brengen.

Verklikking
Andere collaborateurs gaan veel minder zichtbaar te werk. Wie verklikt, bijvoorbeeld, doet dat vaak anoniem. En de redenen om te verklikken kunnen heel divers zijn. Wraak in een banale burenruzie bijvoorbeeld, maar ook rauw antisemitisme dat leidt tot de arrestatie van ondergedoken Joden. De grote groep daartussen doet het veelal ter ondersteuning van de bezettingspolitiek en uit ideologische overtuiging.

Naast deze verklikkers zijn er in het Antwerpse ook ‘professionele’ informanten. Zij hebben vaak connecties bij zowel de Belgische als de Duitse  politiediensten. Zij leveren alle informatie die ze verzamelen over verzetslui, communisten, Joodse mensen en andere onderduikers aan de Duitse politiediensten.

Politieke collaboratie

In bezet België scharen politieke groeperingen als VNV, REX en DeVlag van bij het begin achter de Duitse politiek. Zij zien in de Duitse bezetter de beste garantie om hun eigen politieke plannen te realiseren.

Maar wanneer de oorlog evolueert, groeit de rivaliteit tussen deze organisaties. Desondanks een belangrijke Groot-Nederlandse stroming, hoopt het merendeel van de VNV’ers op een Vlaamse onafhankelijkheid in een Europa onder dominantie van een nationaalsocialistisch Duitsland. De sterke man van het VNV in het Antwerpse is Jan Timmermans. Hij is gemeenteraadslid en wordt later tijdens de oorlog schepen en zelfs oorlogsburgemeester.

Andere organisaties zoals DeVlag en de SS-Vlaanderen kiezen voor een radicaal Groot-Duitse koers en zien Vlaanderen opgaan in een Groot-Germaans rijk. Ook van deze laatste organisatie is één van de sterke mannen een Antwerpenaar, de advocaat en overtuigde nazi René Lagrou.

Foto links: Vooroorlogse meeting in Antwerpen van de collaborerende politieke partij het ‘Vlaams Nationaal Verbond’
Foto midden: De menigte groet een groep oostfronters die vertrekken uit Antwerpen
Foto rechts: Jef Van De Wiele uit Deurne, leider van DeVlag

Militaire collaboratie

In het Antwerpse kiezen ook heel wat mannen ervoor om de wapens op te nemen voor Hitler. De bekendste zijn de zogenaamde oostfronters, zij staan de Duitse troepen bij in het Oosten. Groeperingen als het VNV en DeVlag rekruteren hen om dienst te nemen bij het Vlaams Legioen en de Waffen-SS. 

Deze vrijwilligers krijgen een publieke huldiging wanneer zij met de trein vanuit Antwerpen-Centraal vertrekken. Dat machtsvertoon moet anderen aansporen om hetzelfde te doen.

De motieven van deze mannen zijn heel divers: geloof in het nationaalsocialisme en het Derde Rijk, anticommunisme, hang naar avontuur, het achterlaten van een problematische thuissituatie, financiële overwegingen, het ontlopen van de verplichte tewerkstelling, enz.

Maar ook andere militaire hulptroepen zoals de Dietsche Militie-Zwarte Brigade, de Vlaamse Wacht en de Fabriekswacht opereren in het bezette land. Die eerste zijn de stoottroepen van het VNV. De laatste voeren bewakingsopdrachten uit voor het Duitse veldleger en de Luftwaffe (vliegveld Deurne)  en jagen mee op verzetslui.

Mannen op een trein worden uitgewuifd

Oostfronters worden uitgewuifd

Economische collaboratie

De houding van heel wat kleine en grote ondernemingen die economisch actief blijven tijdens de bezetting is moeilijk te evalueren. Sommige bedrijven komen onder Duits gezag en produceren willens nillens voor hen, zoals de Antwerpse vestigingen van Ford en General Motors of andere havenbedrijven.

Maar er zijn zeker ook bedrijfsleiders die er heel bewust voor kiezen, puur uit winstbejag, opportunisme, eigenbelang en zelfs vanuit hun politieke overtuiging. Zij riskeren na de oorlog een veroordeling voor economische collaboratie.

De houding van het merendeel van de bedrijfsleiders is echter veel complexer en steunt op de Galopindoctrine. Die doctrine is het resultaat van onderhandelingen tussen toplui uit het Belgische bedrijfsleven. Sommige zaakvoerders willen de boel niet zomaar sluiten of hopen hun arbeiders aan het werk te kunnen houden. Anderen willen vermijden dat de fabriek in Duitse handen komt.

Culturele collaboratie

De Duitse militaire overheid wil dat het culturele leven, ook onder de bezetting, verder gaat. De Duitse bezetter zoekt daarom Belgen die bereid zijn om met hen samen te werken. In de verschillende cultuurdiensten die bij het begin van de oorlog het licht zien, komen collaborateurs op leidinggevende posten terecht. Eén van hen is de in Deurne wonende radicale nationaalsocialist Jef Van de Wiele. Hij is de leider van DeVlag en zetelt als secretaris in de Vlaamsche Kultuurraad.

Toch zijn er maar weinig kunstenaars en artiesten die in hun werk openlijk hun onvoorwaardelijke steun uitspreken aan het Derde Rijk. Eén auteur die wel duidelijk de kant kiest van het nationaalsocialisme is de Antwerpse Vlaams-nationalistische dichteres en schrijfster Blanka Gijselen. Zij publiceert poëzie en werkt voor collaborerende kranten als Volk en Staat en De Vlag.

Het komt wel veel vaker voor dat artiesten (schrijvers, tekenaars, schilders,…) voor de keuze staan of ze bepaalde opdrachten of aanbiedingen al dan niet zullen aannemen. Wie dat wel doet, is de jonge Antwerpse tekenaar Willy Vandersteen, later bekend als de tekenaar van Suske en Wiske.

Over zijn oorlogsactiviteiten heerst lang onduidelijkheid. Enkel over zijn tekenwerk bij de Nationale Landbouw en Voedselcorporatie en de Antwerpse afdeling van Winterhulp bestaat geen verwarring. Uit recent onderzoek blijkt dat hij tijdens de bezetting ook minder onschuldige tekeningen maakt voor onder meer de  collaboratiekrant Volk en Staat. Onder het pseudoniem ‘Kaproen’ schetst hij meerdere malen antisemitische spotprenten en andere tekeningen die de collaboratie vergoelijken.

Ant-Joodse prent

Willy Vandersteen tekent enkele cartoons voor de collaboratiekrant Volk en Staat

Cookies opgeslagen